In de Bijbel staat duidelijk dat Jezus mensen die overleden waren, weer tot leven heeft gebracht. Dat zijn geen mythische verslagen; de gebeurtenissen deden zich voor op echt bestaande locaties en op specifieke tijdstippen. Zo reisde in de zomer van het jaar 31 een grote groep mensen samen met Jezus van Kapernaüm naar Naïn. Bij aankomst troffen ze een andere menigte aan. Het verslag vertelt dat Jezus daar iemand uit de dood opwekte. We kunnen erop vertrouwen dat dit echt gebeurd is, omdat het in Gods Woord, de Bijbel, staat en omdat er zo veel ooggetuigen waren. (Lees Lukas 7:11-15.)

Jezus bracht ook zijn vriend Lazarus, die al vier dagen dood was, weer tot leven. We kunnen dit verslag geloven omdat er ook in dit geval veel mensen bij waren. (Lees Johannes 11:39-45.)

Jezus bracht mensen weer tot leven omdat hij medegevoel met anderen had. Ook wilde hij laten zien dat zijn Vader, de Schepper van het leven, hem macht over de dood had gegeven. (Lees Johannes 5:21, 28, 29.)

De verslagen over mensen die door Jezus uit de dood werden opgewekt, geven ons vertrouwen in zijn beloften voor de toekomst. Hij zal heel veel mensen weer tot leven brengen, onder wie onrechtvaardige personen die de ware God nooit hebben gekend. Die zullen de gelegenheid krijgen om Jehovah, God, te leren kennen en van hem te gaan houden. (Lees Handelingen 24:15.)