Op zoek naar de waarheid in de zestiende eeuw
„WAT is waarheid?” Dat vroeg Pontius Pilatus, Romeins stadhouder van Judea in de eerste eeuw, aan Jezus, die voor hem terechtstond (Johannes 18:38). Natuurlijk was Pilatus niet echt op zoek naar de waarheid. Zijn vraag verraadde eerder een sceptische of cynische houding. Voor Pilatus was waarheid blijkbaar gewoon iets wat iemand wilde geloven of wat iemand was geleerd — er was echt geen enkele manier om te bepalen wat waarheid was. Veel mensen in deze tijd denken er net zo over.
Kerkgangers in het zestiende-eeuwse Europa stonden voor de moeilijke keus wat ze als waarheid moesten aannemen. Hun was geleerd te geloven in de suprematie van de paus en andere kerkleringen, maar nu kwamen ze in aanraking met nieuwe ideeën als gevolg van de Reformatie, die zich in die periode snel over Europa verspreidde. Wat moesten ze geloven? Hoe moesten ze bepalen wat waarheid was?
In die periode waren velen vastbesloten de waarheid te vinden. * Dit artikel gaat over drie van hen. Hoe bepaalden ze wat waar was? En wat ontdekten ze?
DE BIJBEL ALS „HOOGSTE AUTORITEIT”
Wolfgang Capito had als jonge man al een diepreligieuze overtuiging. Na medicijnen, rechten en theologie te hebben gestudeerd, werd hij in 1512 parochiepriester en daarna kapelaan van de aartsbisschop van Mainz.
Aanvankelijk probeerde Capito de ijver van de kerkhervormers, die zich tegen katholieke dogma’s hadden gekeerd, af te zwakken. Maar al gauw begon hij zelf te pleiten voor hervorming. Hoe ging hij te werk? Als het om uiteenlopende leringen ging, was volgens hem „de Bijbel de beste bron om datgene wat verkondigd werd te beoordelen, want alleen de Bijbel was betrouwbaar”, schrijft de historicus James Kittelson. Zo kwam Capito tot de conclusie dat de kerkelijke leerstellingen over de transsubstantiatie en de verering van heiligen onbijbels waren. (Zie het kader „Ze onderzochten ’of deze dingen zo waren’”.) In 1523 gaf hij zijn prominente betrekking bij de aartsbisschop op en verhuisde hij naar Straatsburg, wat in die tijd een centrum van religieuze hervorming was.
Het huis van Capito in Straatsburg werd een plek waar andersdenkenden bijeenkwamen en ongetwijfeld veel religieuze kwesties en Bijbelse leringen bespraken. Hoewel sommige hervormers nog steeds achter de Drie-eenheidsleer stonden, is er in de geschriften van Capito sprake van „terughoudendheid wat betreft de Drie-eenheidsleer” (The Radical Reformation). Capito was namelijk onder de indruk van de manier waarop de Spaanse theoloog Michael Servet Bijbelteksten gebruikte om de Drie-eenheid te weerleggen. *
Omdat het ontkennen van de Drie-eenheid fatale gevolgen kon hebben, kwam Capito niet openlijk voor zijn opvattingen uit. Maar uit zijn geschriften valt op te maken dat hij de Drie-eenheidsleer al in twijfel trok voordat hij Servet had ontmoet. Een katholieke priester schreef later dat Capito en zijn vrienden „in de privésfeer over de grootste religieuze mysteries spraken, [en] dat van de Allerheiligste Drie-eenheid verwierpen”. Een eeuw later werd Capito een van de belangrijkste anti-trinitarische schrijvers genoemd.
Capito geloofde dat de Bijbel de bron van de waarheid was. „De Bijbel en de wet van Christus moeten altijd de hoogste autoriteit zijn”, zei hij. Volgens dr. Kittelson hield Capito vol dat „de voornaamste fout van de scholastieke theologen het veronachtzamen van de Schrift was”.
Capito wilde echt de waarheid uit Gods Woord te weten komen, net als Martin Cellarius (ook bekend als Martin Borrhaus), een jonge man die in 1526 in het huis van Capito verbleef.
„BEGRIP VAN DE WARE GOD”
Martin Cellarius werd geboren in 1499. Hij was een ijverige student in de theologie en filosofie en ging als docent in Wittenberg (Duitsland) werken. Omdat Wittenberg de bakermat van de Reformatie was, kwam Cellarius al snel in contact met Maarten Luther en anderen die de kerkleer wilden hervormen. Hoe kon Cellarius Bijbelse waarheid onderscheiden van menselijke ideeën?
Volgens het boek Teaching the Reformation geloofde Cellarius dat het juiste begrip bereikt kon worden „door toegewijd de Schrift te lezen, door de Schrift herhaaldelijk met zichzelf te vergelijken en door berouwvol te bidden”. Wat ontdekte Cellarius door zijn onderzoek van de Bijbel?
In juli 1527 publiceerde Cellarius zijn bevindingen in een boek getiteld De operibus Dei („Over de werken van God”). Hij schreef dat de kerkelijke sacramenten, zoals de eucharistie, die plaatsvindt door transsubstantiatie, puur symbolisch waren. Volgens professor Robin Barnes bevatte het boek van Cellarius ook „een uitleg van schriftuurlijke profetieën waarin een komende periode van wereldwijde rampspoed en ellende gevolgd zou worden door een universeel herstel” (2 Petrus 3:10-13).
Vooral opmerkelijk is wat Cellarius over het wezen van Jezus Christus schreef. Hoewel hij de Drie-eenheid niet rechtstreeks tegensprak, maakte hij onderscheid tussen de „Hemelse Vader” en „zijn Zoon Jezus Christus”, en hij schreef dat Jezus een van de vele goden en zonen van de almachtige God was (Johannes 10:34, 35).
Robert Wallace schreef in zijn boek Antitrinitarian Biography (1850) dat de geschriften van Cellarius niet de gebruikelijke trinitarische orthodoxie van de zestiende eeuw volgden. * Sommige geleerden concluderen daaruit dat hij de Drie-eenheid moet hebben verworpen. Cellarius is wel omschreven als een van de instrumenten die God heeft gebruikt „om een begrip van de ware God en van Christus over te brengen”.
HOOP OP EEN RESTITUTIE
Rond 1527 kwam ook de theoloog Johannes Campanus naar Wittenberg. Hij wordt gezien als een van de belangrijkste Bijbelgeleerden van zijn tijd. Hoewel hij zich in het centrum van religieuze hervorming bevond, kon hij zich na verloop van tijd niet meer vinden in de leringen van Maarten Luther.
Campanus was het niet eens met de ideeën van de transsubstantiatie en consubstantiatie. * Volgens de auteur André Séguenny geloofde Campanus dat „het Brood als substantie altijd brood blijft, maar dat het als sacrament een symbool is van het lichaam van de Christus”. Tijdens het Godsdienstgesprek te Marburg (1529), een vergadering die werd gehouden om die geloofspunten te bespreken, kreeg Campanus geen toestemming om te vertellen wat hij uit de Bijbel had geleerd. Daarna werd hij door de andere hervormers in Wittenberg gemeden.
De hervormers stoorden zich vooral aan Campanus’ ideeën over de Vader, de Zoon en de heilige geest. In zijn boek Restitution (1532) onderwees Campanus dat Jezus en zijn Vader twee verschillende personen zijn. De Vader en de Zoon „zijn één”, zo legde hij uit, net zoals man en vrouw „één vlees” worden genoemd — verenigd, maar nog steeds twee personen (Johannes 10:30; Mattheüs 19:5). Campanus merkte op dat de Bijbel dezelfde vergelijking gebruikt om te laten zien dat de Vader autoriteit heeft over de Zoon: „De man is (...) het hoofd van de vrouw en God het hoofd van de Christus” (1 Korinthiërs 11:3).
Hoe zat het met de heilige geest? Weer baseerde Campanus zich op de Bijbel. Hij schreef: „Met geen enkele Schriftplaats kan aangetoond worden dat de Heilige Geest de derde persoon is (...) De geest van God duidt op iets dat werkzaam is; alles wat Hij bereidt en uitvoert, doet hij door middel van zijn geestelijke kracht en activiteit” (Genesis 1:2).
Luther noemde Campanus een godslasteraar en een tegenstander van Gods Zoon. Een andere hervormer eiste dat Campanus terechtgesteld zou worden. Toch liet Campanus zich niet uit het veld slaan. Volgens The Radical Reformation „was Campanus ervan overtuigd dat het verlies van dit oorspronkelijk apostolische en Bijbelse begrip van de Godheid en van de mens de oorzaak was van het verval van de Kerk”.
Campanus heeft nooit de bedoeling gehad om een religieuze groepering te starten. Hij zei dat hij „onder de sekten en de ketters” tevergeefs naar de waarheid had gezocht. Dus hoopte hij dat de katholieke kerk door middel van een restitutie de ware christelijke leer zou herstellen. Maar Campanus werd uiteindelijk door de katholieke autoriteiten gearresteerd, en hij heeft misschien wel twintig jaar of langer in de gevangenis doorgebracht. Historici denken dat hij rond 1575 gestorven is.
„ONDERZOEK ALLES”
Door grondige studie van de Bijbel konden Capito, Cellarius, Campanus en anderen waarheid van dwaling onderscheiden. Hoewel niet al hun conclusies volledig in overeenstemming waren met de Bijbel, onderzochten deze mannen de Bijbel nederig en koesterden ze de waarheden die ze ontdekt hadden.
De apostel Paulus gaf geloofsgenoten de aansporing: „Onderzoek alles op zijn waarde en houd vast wat goed is” (1 Thessalonicenzen 5:21, Groot Nieuws Bijbel). Om u te helpen bij uw zoektocht naar waarheid hebben Jehovah’s Getuigen een boek gepubliceerd met de passende titel Wat leert de bijbel echt?
^ ¶4 Zie het kader „Laat beide te zamen opgroeien tot de oogst” op blz. 44 van het boek Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
^ ¶8 Zie het artikel „Michael Servet: Een eenzame zoektocht naar de waarheid” in de Ontwaakt! van mei 2006, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
^ ¶17 Het boek zegt over Cellarius’ gebruik van het woord „god” als het Christus betreft: „Er staat deus, en niet Deus. Die laatste vorm wordt alleen gebruikt als aanduiding voor de Allerhoogste God.”
^ ¶20 Consubstantiatie is de leer van Luther die zegt dat het lichaam en bloed van Christus tijdens het Avondmaal des Heren aanwezig zijn naast het brood en de wijn.