Een brief uit Benin
Waar ben ik aan begonnen?
HET was een typisch West-Afrikaanse ochtend. In de lucht hing een geur van pruttelende sauzen en gekookte rijst. Vrouwen liepen voorbij terwijl ze ongelofelijk grote vrachten op hun hoofd balanceerden. Overal hoorde je mensen stevig onderhandelen en hartelijk lachen. De zon begon al te branden.
Een groep kinderen begon te zingen en te dansen, wat ze altijd doen als ze een Yovo, een blanke, zien. Het liedje begon met „Yovo, Yovo, bon soir” en eindigde met „Is dit optreden geen cadeautje waard?” Eén jongetje zong niet mee. Hij bleef me volgen en begon met zijn handen te gebaren. Het leek wel gebarentaal. In de VS had ik leren spellen in Amerikaanse Gebarentaal (ASL), maar Benin is een Franssprekend land.
Met veel moeite gebaarde ik de acht letters van mijn naam. Op het gezicht van de jongen verscheen een grote glimlach. Hij pakte me bij de hand en leidde me door een paar smalle straatjes naar zijn huis, een typische tweekamerwoning van betonblokken. Zijn familie kwam om ons heen staan. Iedereen gebruikte gebarentaal. Wat moest ik nu? Ik gebaarde mijn naam en schreef op een blaadje dat ik een zendeling was die Bijbelles gaf en dat ik terug zou komen. Een paar horende buren kwamen erbij staan en knikten instemmend. Waar ben ik aan begonnen?, dacht ik.
Toen ik weer thuis was, dacht ik bij mezelf: er moet toch iemand zijn die deze mensen kan vertellen over Gods belofte dat ’de oren der doven ontsloten zullen worden’? (Jesaja 35:5) Ik ging wat dingen nazoeken. Uit een recente telling bleek dat er zeker 12.000 doven en slechthorenden in Benin waren. Ik was helemaal verbaasd toen ik erachter kwam dat op de dovenscholen ASL werd gebruikt en geen Franse Gebarentaal. Maar jammer genoeg sprak geen enkele Getuige van Jehovah hier ASL. „Kwam er maar iemand helpen die ASL kent”, zei ik zuchtend tegen een plaatselijke Getuige. „Maar jij bent er toch?”, antwoordde ze. Ze had gelijk! Ik bestelde een studieboek en vroeg de dvd’s in ASL aan die Jehovah’s Getuigen hebben uitgegeven. Mijn gebeden om hulp werden verhoord toen een Getuige die goed was in ASL van Kameroen naar Benin verhuisde.
Dat ik gebarentaal leerde, ging als een lopend vuurtje. Iemand zei tegen me dat ik naar Brice moest gaan, die uithangborden schilderde. In zijn atelier van aan elkaar genaaide palmbladeren was het ondanks het hete, vochtige klimaat heerlijk koel. De muren hadden een regenboog aan kleuren omdat hij jarenlang zijn verfkwasten daarop had schoongeveegd. Hij stofte een paar krukjes af, staarde me aan en wachtte tot ik zou beginnen. Toen ik een dvd in mijn draagbare dvd-speler stopte, kwam hij met zijn krukje wat dichter bij het schermpje zitten. „Ik begrijp het! Ik begrijp het!”, gebaarde hij. Kinderen uit de buurt kwamen erbij en probeerden mee te kijken. Eentje flapte eruit: „Waarom kijken ze naar een film zonder geluid?”
Elke keer dat ik naar Brice ging, werd de groep rond de dvd-speler groter. Al snel begonnen Brice en anderen naar onze christelijke bijeenkomsten te komen. Omdat ik voor ze probeerde te tolken, werd ik steeds beter in gebarentaal. Toen de groep groter werd, gingen sommigen zelfs naar mij op zoek. Zo was ik een keer onderweg en mijn oude auto piepte en kraakte telkens als ik door een kuil reed om verdwaalde geiten en varkens te ontwijken. Achter me klonk ineens een harde knal. Nee hè, dacht ik, niet weer autopech! Maar toen zag ik dat het een dove man was die achter de auto aan rende en mijn aandacht probeerde te trekken door op de auto te bonken!
Er ontstonden in meerdere steden gebarentaalgroepen. Toen er op ons jaarlijkse congres vertaald ging worden voor doven, was ik een van degenen die gevraagd werden als tolk. Op het moment dat ik op het podium stapte en moest wachten tot de spreker begon, dacht ik nog even terug aan het begin van mijn zendingsdienst. Ik vroeg me toen vaak af: wat kan ik nog meer doen als zendeling in Afrika? Ik keek naar het publiek en wist dat ik nu het antwoord daarop had: een zendeling zijn die de doven helpt. Nu denk ik niet meer: waar ben ik aan begonnen?