LEVENSVERHAAL
Jehovah zegent degenen die doen wat hij vraagt
‘Wij bieden ons aan!’ Zo reageerden mijn man en ik, samen met mijn broer en zijn vrouw, op een uitnodiging voor een speciale toewijzing. Waarom aanvaardden we die en hoe zegende Jehovah ons? Laat me eerst iets over mijn achtergrond vertellen.
IK BEN in 1923 geboren in Hemsworth, een stad in Yorkshire (Engeland). Ik had nog een oudere broer, Bob. Toen ik ongeveer negen was, kreeg mijn vader, die een hekel had aan huichelarij in religies, wat boeken in zijn bezit die valse religie aan de kaak stelden. Hij was erg onder de indruk van wat hij las. Een paar jaar later belde Bob Atkinson bij ons aan en speelde een grammofoontoespraak van broeder Rutherford af. We beseften dat dit van dezelfde groep kwam die de boeken had gepubliceerd! Mijn ouders vroegen broeder Atkinson om elke avond bij ons te eten en onze vele vragen over de Bijbel te beantwoorden. Hij nodigde ons uit om de bijeenkomsten te bezoeken bij een broeder thuis, een paar kilometer verderop. Dat wilden we wel, en zo werd er in Hemsworth een kleine gemeente gevormd. Al gauw bleven zonedienaren (nu kringopzieners genoemd) bij ons logeren en nodigden we pioniers uit de omgeving uit voor maaltijden. Hun omgang had een goede invloed op me.
We waren begonnen een bedrijf op te zetten, maar mijn vader zei tegen mijn broer: ‘Als je wilt pionieren, dan stoppen we er gewoon weer mee.’ Bob stemde daarmee in en op zijn 21ste ging hij het huis uit om te pionieren. Twee jaar later, toen ik 16 was, ging ik pionieren. Doordeweeks werkte ik bijna altijd alleen, met mijn getuigeniskaart en een grammofoon. Maar Jehovah zegende me met een Bijbelstudie die goede vorderingen maakte. Veel familieleden van haar zijn uiteindelijk in de waarheid gekomen. Het jaar erop werd ik aangesteld als speciale pionier, samen met Mary Henshall. We werden naar niet-toegewezen gebied gestuurd in het graafschap Cheshire.
Inmiddels was de Tweede Wereldoorlog volop aan de gang, en vrouwen moesten de oorlog ondersteunen. Predikanten kregen vrijstelling, en we dachten dat wij als speciale pioniers dezelfde vrijstelling zouden krijgen. Maar de rechtbank was het daar niet mee eens en ik werd veroordeeld tot 31 dagen gevangenisstraf. Het jaar erop, toen ik 19 werd, liet ik me als gewetensbezwaarde registreren. Ik moest Jes. 41:10, 13).
voor twee rechtbanken verschijnen, maar de zaak werd afgewezen. Tijdens die hele periode voelde ik Jehovah’s kracht. Ik wist dat hij mijn hand vasthield en me sterk maakte (EEN NIEUWE PARTNER
Arthur Matthews en ik leerden elkaar in 1946 kennen. Na een gevangenisstraf van drie maanden als gewetensbezwaarde te hebben uitgezeten, ging hij naar zijn broer Dennis, een speciale pionier in Hemsworth. Ze waren door hun vader in de waarheid opgevoed en hadden zich laten dopen toen ze in de tienerleeftijd waren. Al gauw werd Dennis aan Ierland toegewezen, waardoor Arthur geen pionierspartner meer had. Mijn ouders waren onder de indruk van het gedrag van deze jonge, hardwerkende pionier, en ze namen Arthur bij zich in huis. Als ik langskwam, deden Arthur en ik samen de afwas. Uiteindelijk begonnen we elkaar te schrijven. In 1948 kreeg Arthur weer een gevangenisstraf van drie maanden. In januari 1949 trouwden we en we hadden het doel om zo lang mogelijk in de volletijddienst te blijven. Met Jehovah’s zegen en door zorgvuldig met onze tijd en ons geld om te gaan, konden we blijven pionieren terwijl we vakantiedagen gebruikten om wat geld te verdienen met het plukken van fruit.
Iets meer dan een jaar later werden we gevraagd om naar Noord-Ierland te gaan. Eerst naar Armagh en daarna naar Newry, allebei hoofdzakelijk katholieke steden. De situatie in dat gebied was gespannen en we moesten heel voorzichtig zijn als we met mensen praatten. Bijeenkomsten werden bij een broeder en zuster thuis gehouden, 16 kilometer van ons huis vandaan. Ongeveer acht mensen bezochten de bijeenkomsten. Als we werden uitgenodigd om te blijven logeren, sliepen we op de vloer en kregen de volgende ochtend een stevig ontbijt. Het is geweldig dat er in dat gebied nu veel Getuigen zijn.
‘WIJ BIEDEN ONS AAN!’
Mijn broer en zijn vrouw Lottie dienden al als speciale pioniers in Noord-Ierland, en in 1952 bezochten we met zijn vieren een districtscongres in Belfast. Een broeder regelde vriendelijk slaapplaatsen voor ons en voor Pryce Hughes, toen de bijkantoordienaar in Groot-Brittannië. Eén avond hadden we het over de nieuwe brochure God’s Way Is Love, die speciaal met het oog op Ierland was gemaakt. Broeder Hughes vertelde hoe moeilijk het was om katholieken in de Republiek Ierland te bereiken. Broeders en zusters werden hun huis uitgezet en kregen te maken met geweld van groepen mensen, waar geestelijken toe aanzetten. ‘We hebben echtparen nodig met een auto’, zei Pryce, ‘om mee te doen met een speciale campagne om de brochure in het hele land te verspreiden.’ * We zeiden meteen, zoals ik in de inleiding al zei: ‘Wij bieden ons aan!’
In Dublin konden pioniers altijd logeren bij Ma Rutland, een trouwe zuster die al lang in de waarheid was. Nadat we bij haar waren geweest en na
wat spullen te hebben verkocht, sprongen we met zijn vieren op Bobs motorfiets met zijspan en gingen op zoek naar een auto. We vonden een geschikte tweedehands auto en vroegen de verkoper om die bij ons af te leveren, aangezien niemand van ons kon autorijden. Arthur zat die avond op het bed en oefende in gedachten hoe hij de versnellingspook zou moeten bedienen. Terwijl hij de volgende ochtend een poging deed de auto uit de garage te rijden, kwam zendelinge Mildred Willett (die later trouwde met John Barr) langs. Zij kon wel autorijden! Nu, met iets meer oefening, waren we klaar om te vertrekken!Verder hadden we huisvesting nodig. We waren gewaarschuwd om niet in een caravan te gaan wonen omdat tegenstanders die makkelijk in brand konden steken. Daarom zochten we een huis, maar tevergeefs. Die nacht sliepen we in de auto. Het enige dat we de volgende dag konden vinden, was een kleine zelfgemaakte caravan met een stapelbed. Dat werd ons huis. Tot onze verbazing mocht onze caravan gewoon op het erf van vriendelijke boeren staan. We predikten niet binnen een straal van 16 tot 24 kilometer van onze caravan; dat gebied bewerkten we pas nadat we verder waren getrokken.
We bezochten zonder veel problemen alle huizen in het zuidoosten van Ierland. We verspreidden meer dan 20.000 brochures en gaven de namen van mensen die interesse hadden getoond door aan het bijkantoor van Groot-Brittannië. Het is geweldig dat er in dat gebied nu honderden Getuigen zijn!
TERUG NAAR ENGELAND, DAARNA NAAR SCHOTLAND
Na een tijdje werden we naar het zuiden van Londen gestuurd. Binnen een paar weken kreeg Arthur een telefoontje vanuit het bijkantoor van Groot-Brittannië met de vraag of hij de volgende dag met de kringdienst wilde beginnen! Na een week opleiding reisden we naar onze kring in Schotland. Arthur kreeg geen extra tijd om zijn lezingen voor te bereiden, maar ik vond het heel aanmoedigend om te zien dat hij bereid was uitdagingen in Jehovah’s dienst aan te gaan. We genoten enorm van de kringdienst. We hadden enkele jaren in niet-toegewezen gebied gediend, en nu was het een geweldige zegen om onder zo veel broeders en zusters te zijn.
Toen Arthur een uitnodiging kreeg om in 1962 Gilead bij te wonen, een opleiding van tien maanden, moesten we een belangrijke beslissing nemen. We kwamen tot de conclusie dat, ook al zou ik alleen achterblijven, het goed zou zijn als hij dit voorrecht aanvaardde. Aangezien ik in die periode geen partner zou hebben, werd ik als speciale pionier terug naar Hemsworth gestuurd. Toen Arthur een jaar later terugkwam, werden we gevraagd om districtswerk te gaan doen in Schotland, Engeland en Noord-Ierland.
EEN NIEUWE TOEWIJZING IN IERLAND
In 1964 werd Arthur gevraagd om in Ierland als bijkantoordienaar te dienen. We hadden enorm genoten van de reizende dienst, dus in het begin zag
ik heel erg tegen de verandering op. Achteraf ben ik dankbaar voor het voorrecht om op Bethel te dienen. Ik geloof dat als je een toewijzing aanvaardt, ook al heb je er niet zo veel zin in, je altijd door Jehovah gezegend zult worden. Mijn dagen werden gevuld met kantoorwerk, lectuur inpakken, koken en schoonmaken. Ook hebben we een tijdje districtswerk gedaan en konden we broeders en zusters in het hele land ontmoeten. Zo kregen we een sterke band met onze geestelijke familie in Ierland. Ook het feit dat we onze Bijbelstudies vorderingen zagen maken, droeg daartoe bij. Wat werden we gezegend!EEN KEERPUNT IN DE THEOCRATISCHE GESCHIEDENIS VAN IERLAND
Het eerste internationale congres in Ierland werd gehouden in Dublin in 1965. * Ondanks hevige tegenstand op alle fronten werd het congres een groot succes. In totaal bezochten 3948 mensen het congres en werden er 65 gedoopt. De mensen die voor de 3500 afgevaardigden uit het buitenland in slaapplaatsen hadden voorzien, kregen allemaal een bedankbrief. Zij, op hun beurt, waren onder de indruk van het gedrag van de afgevaardigden. Het was echt een keerpunt in Ierland.
In 1966 kwam zowel het noorden als het zuiden van Ierland onder toezicht van het bijkantoor in Dublin — een scherp contrast met de politieke en religieuze verdeeldheid op het eiland. We vonden het geweldig dat veel katholieken in de waarheid kwamen en Jehovah gingen dienen samen met broeders en zusters die eens protestant waren.
GROTE VERANDERINGEN
In 2011 kregen we met grote veranderingen in ons leven te maken toen het bijkantoor van Groot-Brittannië en dat van Ierland werden samengevoegd. Wij werden gevraagd om op Bethel in Londen te dienen. Dat nieuws kwam in een periode waarin ik me zorgen begon te maken over Arthurs gezondheid. Hij had te horen gekregen dat hij de ziekte van Parkinson had. Op 20 mei 2015 overleed mijn maatje, met wie ik 66 jaar getrouwd was geweest.
De afgelopen paar jaar heb ik last gehad van depressieve gevoelens en verdriet. Vroeger was Arthur er altijd voor me geweest. Ik mis hem verschrikkelijk. Maar als je dit soort dingen meemaakt, krijg je een hechtere band met Jehovah. Het is ook hartverwarmend om te merken hoe geliefd Arthur was. Ik heb brieven gekregen van vrienden in Ierland, Groot-Brittannië en zelfs de Verenigde Staten. Die brieven en de aanmoediging die ik kreeg van Arthurs broer Dennis en zijn vrouw Mavis en van mijn nichtjes Ruth en Judy, hebben me geholpen op een manier die ik niet in woorden kan uitdrukken.
Een Bijbeltekst waar ik veel aan heb gehad, is Jesaja 30:18. Daar staat: ‘Jehovah wacht geduldig tot hij jullie zijn goedheid kan tonen, en hij zal opstaan om barmhartig voor jullie te zijn. Want Jehovah is een God van recht. Gelukkig zijn degenen die hem blijven verwachten.’ Ik vind het heel vertroostend te weten dat Jehovah geduldig wacht om alles te herstellen en ons in zijn nieuwe wereld leuk en interessant werk te geven.
Als ik terugkijk op ons leven, zie ik duidelijk hoe Jehovah het werk in Ierland heeft geleid en gezegend! Ik vind het een voorrecht dat ik een klein aandeel aan die geestelijke groei mocht hebben. Het is echt waar dat Jehovah degenen zegent die doen wat hij vraagt.