Tevredenheid door het toepassen van bijbelse beginselen
Tevredenheid door het toepassen van bijbelse beginselen
WE HEBBEN ongetwijfeld weleens een kat gezien die behaaglijk opgerold lag te spinnen — een toonbeeld van tevredenheid. Wat zou het geweldig zijn om ook zo’n tevreden gevoel te kunnen ervaren! Maar voor velen is tevredenheid moeilijk te bereiken en kort van duur. Hoe komt dat?
Wegens onze onvolmaaktheid maken we vaak domme fouten, terwijl we ook de tekortkomingen van anderen moeten verdragen. Bovendien leven we in de periode die de bijbel „de laatste dagen” noemt en die gekenmerkt zou worden door ’kritieke tijden, die moeilijk zijn door te komen’ (2 Timotheüs 3:1-5). Ook al hebben we misschien prettige herinneringen aan momenten in onze kinderjaren dat we ons tevreden voelden, de meesten van ons ervaren nu de extreme druk van deze „kritieke tijden”. Is het mogelijk om in deze tijd tevreden te zijn?
Merk op dat de bijbel zegt dat het moeilijk, niet onmogelijk, zou zijn om deze kritieke tijden door te komen. We kunnen ze doorkomen door bijbelse beginselen toe te passen. Misschien kunnen we niet altijd onze problemen oplossen, maar we zullen een mate van tevredenheid ervaren. Laten we eens drie van deze beginselen onder de loep nemen.
Blijf realistisch
Om tevreden te kunnen zijn, moeten we onze eigen beperkingen en die van anderen realistisch blijven bezien. In zijn brief aan de Romeinen brengt de apostel Paulus naar voren: „Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods” (Romeinen 3:23). Veel facetten van Jehovah’s heerlijkheid gaan ons verstand ver te boven. Neem bijvoorbeeld het eenvoudige feit in Genesis 1:31: „God [zag] alles wat hij gemaakt had en zie! het was zeer goed.” Als Jehovah terugkijkt op wat hij heeft gedaan, kan hij altijd zeggen dat ’het zeer goed was’. Geen enkel mens kan dat altijd beweren. Onze beperkingen erkennen is de eerste stap tot tevredenheid. Maar er is meer nodig. We moeten Jehovah’s kijk op de kwestie begrijpen en aanvaarden.
Het Griekse woord dat met „zonde” is vertaald, komt van een grondwoord dat „het doel missen” betekent (Romeinen 3:9, vtn.). Ter illustratie: Een man hoopt een prijs te winnen door met een pijl een doel te raken. Hij heeft drie pijlen. Hij schiet de eerste pijl af, die een meter naast het doel terechtkomt. Hij richt de tweede beter, maar die zit er nog steeds een halve meter naast. Volledig geconcentreerd schiet hij de derde pijl af, die er slechts een centimeter naast zit. Hij zat er heel dichtbij, maar gemist is gemist.
We zijn allemaal te vergelijken met die teleurgestelde boogschutter. Soms lijken we ver naast het doel te zitten. Andere keren zitten we er dicht bij maar missen we nog steeds het doel. Dat frustreert ons omdat we ontzettend ons best hebben gedaan, en toch was het nog altijd niet goed genoeg. Maar laten we even terugkeren naar de boogschutter.
Langzaam maakt hij aanstalten om weg te gaan, somber omdat hij de prijs echt graag had willen hebben. Plotseling roept de wedstrijdleider hem terug, overhandigt hem een prijs en zegt: „Ik wil je dit geven omdat ik je graag mag en zag hoe goed je je best deed.” De boogschutter is overgelukkig!
Iedereen die van God „de gave” van eeuwig leven in volmaaktheid ontvangt, zal zich net zo blij voelen als die boogschutter (Romeinen 6:23). Dan zal alles wat we doen, perfect zijn; we zullen het doel nooit meer missen. We zullen volkomen tevreden zijn. Als we dit ondertussen in gedachte houden, zullen we positiever over onszelf en de mensen om ons heen denken.
Besef dat dingen tijd kosten
Het is een feit dat alles tijd kost. Maar misschien is het ons opgevallen dat het niet meevalt tevreden te blijven als iets langer op zich laat wachten dan we hadden gedacht of als een onprettige situatie langer aanhoudt dan verwacht. Toch is het sommigen gelukt om in zulke situaties tevreden te blijven. Neem bijvoorbeeld Jezus.
Voordat Jezus naar de aarde kwam, was hij in de hemel een voorbeeld van gehoorzaamheid. Toch heeft hij juist hier op aarde „gehoorzaamheid geleerd”. Hoe dan? „Uit de dingen die hij heeft geleden.” Voordien had hij veel lijden gezien maar het nooit zelf ervaren. Toen hij op aarde was, vooral vanaf zijn doop in de Jordaan tot aan zijn dood op Golgotha, onderging hij veel beproevingsvolle situaties. We kennen niet alle details van de manier waarop Jezus in dit opzicht ’tot volmaaktheid werd gebracht’, maar we weten wel dat het tijd kostte. — Hebreeën 5:8, 9.
Jezus kon dit alles verduren omdat hij mediteerde over „de hem in het vooruitzicht gestelde vreugde”, de beloning voor zijn getrouwheid (Hebreeën 12:2). Toch heeft hij soms, „met sterk geroep en tranen, smekingen en ook smeekbeden opgedragen” (Hebreeën 5:7). Misschien bidden ook wij af en toe zo vurig. Hoe beziet Jehovah dat? Hetzelfde vers laat zien dat Jehovah Jezus verhoorde. God zal hetzelfde voor ons doen. Waarom?
Omdat Jehovah onze beperkingen kent, en hij komt ons te hulp. Iedereen heeft beperkingen wat betreft hetgeen hij kan verduren. Mensen in Benin (Afrika) zeggen: „Bij te veel water zullen uiteindelijk zelfs de kikkers verdrinken.” Jehovah weet beter dan wijzelf wanneer we onze limiet bijna bereikt hebben. Liefdevol betoont hij ons ’barmhartigheid en onverdiende goedheid tot hulp op de juiste tijd’ (Hebreeën 4:16). Hij deed dat voor Jezus, en hij heeft dat voor ontzettend veel anderen gedaan. Kijk eens naar de ervaring van Monika.
Monika groeide op als een zorgeloos, levendig meisje dat altijd vrolijk was. In 1968, ze was toen begin twintig, was het een zware klap voor haar te horen dat ze multiple sclerose had, een ziekte waardoor je meestal gedeeltelijk verlamd raakt. Daardoor veranderde haar leven compleet en moest ze veel aanpassingen aanbrengen in de manier waarop ze haar
volletijddienst verrichtte. Monika besefte dat het een langdurig proces zou worden. Zestien jaar later zei ze: „Mijn ziekte is nog altijd ongeneeslijk en er is alle kans dat dat zo blijft totdat Gods nieuwe samenstel van dingen alle dingen nieuw maakt.” Ze gaf toe dat het niet makkelijk was geweest: ’Hoewel mijn vrienden zeggen dat ik mijn zonnige humeur heb bewaard en nog net zo opgewekt ben als vroeger, weten mijn intiemste vrienden dat soms de tranen langdurig en overvloedig stromen.’Ze merkte echter op: „Ik heb geleerd geduld te oefenen en blij te zijn met het kleinste spoortje van vooruitgang. Mijn persoonlijke verhouding met Jehovah is versterkt doordat ik heb ingezien hoe hulpeloos de mens is in zijn strijd tegen ziekte. Alleen Jehovah kan volledige genezing tot stand brengen.” Met Jehovah’s hulp is Monika tevreden gebleven en kan ze nu terugkijken op ruim veertig jaar volletijddienst.
Situaties zoals die van Monika zijn natuurlijk niet makkelijk. Maar we zullen zeker tevredener zijn als we beseffen dat sommige dingen meer tijd kunnen vergen dan we hadden verwacht. Net als Monika kunnen ook wij rekenen op Jehovah’s „hulp op de juiste tijd”.
Ga niet vergelijken — Stel redelijke doelen
We zijn allemaal individuen. Niemand is exact hetzelfde. Een spreekwoord in de Afrikaanse taal Gun zegt dit op een eenvoudige manier: „De vingers zijn niet allemaal even lang.” Het zou dom zijn de ene vinger met de andere te vergelijken. We zouden niet willen dat Jehovah ons met iemand anders vergeleek, en dat zal hij ook nooit doen. Maar mensen hebben wel vaak de neiging te gaan vergelijken, en dat kan iemand ontevreden maken. Merk op hoe Jezus dit krachtig illustreerde, zoals we lezen in Mattheüs 20:1-16.
Jezus sprak over een „meester” die werkers nodig had voor zijn wijngaard. Hij wist een aantal werkloze mannen te vinden en huurde hen „vroeg in de morgen”, waarschijnlijk om zes uur. Ze gingen akkoord met het gebruikelijke dagloon voor die tijd, namelijk een denarius voor een werkdag van twaalf uur. De mannen waren ongetwijfeld blij werk te hebben en ook dat ze het gebruikelijke loon zouden krijgen. Later vond de meester nog meer werkloze mannen, die hij ook aan het werk zette. Dat was om negen uur, twaalf uur, drie uur en één groep zelfs pas om vijf uur. Geen van die groepen zou een volledige werkdag werken. Wat het loon betreft, de meester beloofde hun „wat billijk is”, en de werkers gingen akkoord.
Aan het eind van de dag beval de meester zijn opzichter om de lonen uit te betalen. Hij zei dat hij de werkers moest roepen en eerst de mannen moest betalen die het laatst gehuurd waren. Die hadden slechts één uur gewerkt, maar kregen verrassend genoeg het loon voor een volledige dag. We kunnen ons de levendige discussie voorstellen die daarop volgde. De mannen die de volledige twaalf uur hadden gewerkt, concludeerden dat zij naar verhouding meer zouden krijgen. Maar ook zij kregen een denarius.
Wat was hun reactie? „Toen zij die ontvingen, gingen zij tegen de heer des huizes murmureren en zeiden: ’Deze laatsten hebben één uur gewerkt; toch hebt gij hen gelijkgesteld met ons, die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen!’”
Maar de meester bezag de situatie anders. Hij wees erop dat ze kregen wat overeengekomen was, en niets minder. En wat de anderen betreft, hij had besloten hun een volledig dagloon te geven, wat ongetwijfeld meer was dan ze hadden verwacht. In werkelijkheid kreeg niemand minder dan wat overeengekomen was; velen kregen zelfs meer dan ze verwacht hadden. Tot besluit vroeg de meester dus: „Is het mij niet geoorloofd om met mijn eigen dingen te doen wat ik wil?”
Stel nu dat de opzichter de allereerste groep het eerst had betaald en dat ze direct waren
vertrokken. Dan zouden ze tevreden zijn geweest. De ontevredenheid ontstond pas toen ze zagen dat anderen hetzelfde loon voor minder werk hadden ontvangen. Dat maakte hen zo kwaad dat ze zelfs gingen murmureren tegen de meester, degene die ze eerst enorm dankbaar waren omdat hij hen had gehuurd.Dat illustreert heel goed wat er gebeurt als we ons gaan vergelijken met anderen. Als we over onze persoonlijke band met Jehovah mediteren en dankbaar zijn voor zijn zegeningen, zullen we tevreden zijn. We mogen onze situatie niet met die van anderen vergelijken. Als blijkt dat Jehovah besloten heeft iets extra’s voor anderen te doen, wees dan blij voor hen.
Maar Jehovah verwacht wel iets van ons. Wat dan? Galaten 6:4 zegt: „Laat een ieder zich ervan vergewissen wat zijn eigen werk is, en dan zal hij alleen met betrekking tot zichzelf . . . reden tot opgetogenheid hebben.” Met andere woorden: stel redelijke doelen. We moeten onze plannen afstemmen op wat voor ons realistisch is, en die dan ook uitvoeren. Als het doel redelijk is en we het bereiken, zullen we „reden tot opgetogenheid hebben”. We zullen tevreden zijn.
Toekomstige zegeningen
De drie punten die we hebben besproken, laten zien dat het toepassen van bijbelse beginselen ons inderdaad kan helpen om zelfs in deze laatste dagen en ondanks onvolmaaktheid tevreden te zijn. Waarom zouden we tijdens ons dagelijks bijbellezen niet proberen zulke beginselen te vinden, of ze nu duidelijk vermeld worden of verborgen zitten in verhalen en illustraties?
Als we het gevoel hebben dat we minder tevreden aan het worden zijn, is het goed de echte oorzaak ervan te proberen te achterhalen. Vervolgens moeten we zoeken naar beginselen die we kunnen toepassen om de situatie te veranderen. We zouden bijvoorbeeld op bladzijde 110 en 111 van het boek „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig” * kunnen kijken. Daar staat in de bespreking van het boek Spreuken een grote selectie beginselen en raad gerangschikt onder twaalf kopjes. De Index van Wachttoren-publicaties * en de Watchtower Library op cd-rom * zijn uitstekende bronnen van informatie. Door die vaak te gebruiken, zullen we bedreven worden in het vinden van toepasselijke beginselen.
De tijd zal komen dat Jehovah personen die het waard zijn, eeuwig leven zal geven in volmaaktheid op een paradijselijke aarde. Dan zullen we volkomen tevreden zijn.
[Voetnoot]
^ ¶30 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
^ ¶30 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
^ ¶30 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
[Inzet op blz. 12]
„Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods.” — Romeinen 3:23
[Inzet op blz. 13]
Jezus ’heeft gehoorzaamheid geleerd uit de dingen die hij heeft geleden’. — Hebreeën 5:8, 9
[Inzet op blz. 15]
’Hij zal alleen met betrekking tot zichzelf, en niet in vergelijking met de andere persoon, reden tot opgetogenheid hebben.’ — Galaten 6:4