Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

’Heb liefde onder elkaar’

’Heb liefde onder elkaar’

Heb liefde onder elkaar’

„Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — JOHANNES 13:35.

1. Op welke hoedanigheid legde Jezus kort voor zijn dood de nadruk?

„KINDERTJES” (Johannes 13:33). Met deze tedere uitdrukking richtte Jezus zich op de avond voor zijn dood tot zijn apostelen. We hebben geen bericht in de evangelieverslagen dat Jezus ooit tevoren deze meedogende uitdrukking had gebruikt wanneer hij tot hen sprak. Op die speciale avond werd hij er echter toe gebracht deze toegenegen aanspreekvorm te gebruiken om de diepe liefde die hij voor zijn volgelingen voelde, kenbaar te maken. Ja, Jezus sprak die avond wel dertig maal over liefde. Waarom legde hij zoveel nadruk op die hoedanigheid?

2. Waarom is het tonen van liefde zo belangrijk voor christenen?

2 Jezus legde uit waarom liefde zo belangrijk is. „Hieraan”, zei hij, „zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Johannes 13:35; 15:12, 17). Een volgeling van Christus zijn gaat hand in hand met het tonen van broederlijke liefde. Ware christenen zijn niet te herkennen aan een unieke manier van kleden of aan enkele eigenaardige gewoonten, maar aan de hartelijke en tedere liefde die ze elkaar betonen. Het hebben van deze bijzondere soort liefde is het tweede van de drie belangrijkste vereisten voor een discipel van Christus die in het begin van het voorgaande artikel werden genoemd. Wat zal ons helpen aan dit vereiste te blijven voldoen?

’Het in vollediger mate doen’

3. Welke vermaning over liefde gaf de apostel Paulus?

3 Net als onder Christus’ volgelingen in de eerste eeuw wordt deze bijzondere liefde thans onder Christus’ ware discipelen aangetroffen. Aan eerste-eeuwse christenen schreef de apostel Paulus: „Met betrekking tot de broederlijke liefde behoeven wij u . . . niet te schrijven, want gij zijt zelf door God onderwezen elkaar lief te hebben, en gij doet dat ook jegens alle broeders.” Toch voegde Paulus eraan toe: ’Blijf het in vollediger mate doen’ (1 Thessalonicenzen 3:12; 4:9, 10). Ook wij moeten Paulus’ vermaning ter harte nemen en er pogingen voor doen elkaar „in vollediger mate” liefde te betonen.

4. Aan wie dienen we volgens Paulus en Jezus speciale aandacht te schenken?

4 In dezelfde geïnspireerde brief moedigde Paulus zijn medegelovigen aan ’bemoedigend tot de terneergeslagen zielen te spreken en de zwakken te ondersteunen’ (1 Thessalonicenzen 5:14). Bij een andere gelegenheid herinnerde hij christenen eraan dat degenen ’die sterk zijn, de zwakheden behoren te dragen van hen die niet sterk zijn’ (Romeinen 15:1). Ook Jezus gaf instructies in verband met hulp aan zwakken. Nadat Jezus had voorzegd dat Petrus hem in de nacht van zijn arrestatie in de steek zou laten, zei hij tot Petrus: „Wanneer gij eenmaal zijt teruggekeerd, versterk dan op uw beurt uw broeders.” Waarom? Omdat ook zij Jezus zouden hebben verlaten en derhalve hulp nodig zouden hebben (Lukas 22:32; Johannes 21:15-17). Bijgevolg draagt Gods Woord ons op om onze liefde te betuigen aan degenen die geestelijk zwak zijn en die het contact met de christelijke gemeente wellicht verloren hebben (Hebreeën 12:12). Waarom dienen we dit te doen? Twee levendige illustraties van Jezus verschaffen het antwoord.

Een verloren schaap en een verloren munt

5, 6. (a) Welke twee korte illustraties vertelde Jezus? (b) Wat onthullen deze illustraties over Jehovah?

5 Om zijn toehoorders bij te brengen hoe Jehovah degenen beziet die afgedwaald zijn, vertelde Jezus twee korte illustraties. Eén ervan ging over een herder. Jezus zei: „Welk mens onder u die honderd schapen heeft, zal, wanneer hij er één van verliest, niet de negenennegentig in de wildernis achterlaten en op zoek gaan naar het verlorene totdat hij het vindt? En als hij het heeft gevonden, legt hij het op zijn schouders en is verheugd. En thuisgekomen, roept hij zijn vrienden en zijn buren bijeen en zegt tot hen: ’Verheugt u met mij, want ik heb mijn schaap dat verloren was geraakt, gevonden.’ Ik zeg u dat er evenzo in de hemel meer vreugde zal zijn over één zondaar die berouw heeft dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen berouw nodig hebben.” — Lukas 15:4-7.

6 De tweede illustratie ging over een vrouw. Jezus zei: „Welke vrouw die tien geldstukken van een drachme heeft en één geldstuk van een drachme verliest, steekt niet een lamp aan en veegt haar huis en zoekt zorgvuldig totdat zij het vindt? En als zij het heeft gevonden, roept zij haar vriendinnen en buurvrouwen bijeen en zegt: ’Verheugt u met mij, want ik heb het geldstuk van een drachme dat ik had verloren, gevonden.’ Zo, zeg ik u, ontstaat er vreugde bij de engelen van God over één zondaar die berouw heeft.” — Lukas 15:8-10.

7. Welke twee lessen bevatten de illustraties van het verloren schaap en de verloren munt voor ons?

7 Wat kunnen we van deze korte illustraties leren? Ze laten ons zien (1) hoe we over degenen die zwak geworden zijn moeten denken en (2) wat we moeten doen om hen te helpen. Laten we deze punten eens bekijken.

Verloren maar kostbaar

8. (a) Hoe reageerden de herder en de vrouw op hun verlies? (b) Wat vertelt hun reactie ons over de wijze waarop ze het verlorene bezagen?

8 In beide illustraties was er iets verloren, maar merk de reactie van de eigenaars eens op. De herder zei niet: ’Wat betekent één schaap wanneer ik er nog 99 overheb? Ik kan het best zonder dat ene stellen.’ De vrouw zei niet: ’Waarom zou ik me zorgen maken om die ene munt? Ik ben tevreden met de negen die ik nog overheb.’ Integendeel, de herder ging op zoek naar zijn verloren schaap alsof dat het enige schaap was dat hij bezat. En de vrouw voelde het verlies van haar munt alsof ze geen andere munten had. In beide gevallen bleef het verlorene kostbaar in de geest van de eigenaar. Wat wordt hierdoor geïllustreerd?

9. Wat wordt geïllustreerd door de bezorgdheid van de herder en de vrouw?

9 Merk Jezus’ conclusie in beide gevallen eens op: ’Evenzo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die berouw heeft’ en „zo, zeg ik u, ontstaat er vreugde bij de engelen van God over één zondaar die berouw heeft”. Derhalve weerspiegelen de bezorgdheid die de herder en de vrouw tot uitdrukking brachten tot op zekere hoogte de gevoelens van Jehovah en zijn hemelse schepselen. Net zoals het verlorene kostbaar bleef in de ogen van de herder en van de vrouw, zo blijven degenen die zijn afgedreven en het contact met Gods volk verloren hebben, kostbaar in Jehovah’s ogen (Jeremia 31:3). Zulke personen kunnen geestelijk zwak zijn, maar zijn niet noodzakelijkerwijs opstandig. Ondanks het feit dat ze in een verzwakte toestand verkeren, kan het zijn dat ze zich tot op zekere hoogte nog steeds aan Jehovah’s vereisten houden (Psalm 119:176; Handelingen 15:29). Bijgevolg gaat Jehovah er, net als in het verleden, niet snel toe over om ’hen van voor zijn aangezicht weg te werpen’. — 2 Koningen 13:23.

10, 11. (a) Hoe willen we degenen die van de gemeente zijn afgedreven, bezien? (b) Hoe kunnen we, volgens Jezus’ twee illustraties, uiting geven aan onze bezorgdheid voor hen?

10 Net als Jehovah en Jezus zijn ook wij diepbezorgd over degenen die zwak zijn en niet meer naar de christelijke gemeente gaan (Ezechiël 34:16; Lukas 19:10). We bezien een geestelijk zwakke persoon als een verloren schaap — niet als een hopeloos geval. We denken niet: ’Waarom zouden we ons druk maken over een zwakke? De gemeente kan het heel goed zonder hem stellen.’ Net als Jehovah bezien we degenen die zijn afgedreven maar die willen terugkeren veeleer als waardevol.

11 Maar hoe kunnen we uiting geven aan onze gevoelens van bezorgdheid? Jezus’ twee illustraties geven te kennen dat we dit kunnen doen (1) door het initiatief te nemen, (2) door vriendelijk te zijn en (3) door serieus moeite te doen. Laten we deze aspecten een voor een beschouwen.

Neem het initiatief

12. Wat vertellen de woorden „op zoek gaan naar het verlorene” ons over de houding van de herder?

12 In de eerste van de twee illustraties zegt Jezus dat de herder ’op zoek zal gaan naar het verlorene’. De herder neemt het initiatief en doet een doelbewuste poging om het verloren schaap te vinden. Moeilijkheden, gevaar en afstand schrikken hem niet af. Integendeel, de herder blijft zoeken „totdat hij het vindt”. — Lukas 15:4.

13. Hoe reageerden getrouwe mannen uit de oudheid op de behoeften van zwakken, en hoe kunnen we zulke bijbelse voorbeelden navolgen?

13 Insgelijks moet de sterkere vaak het initiatief nemen als hij hulp biedt aan iemand die behoefte heeft aan aanmoediging. Getrouwe mannen uit de oudheid begrepen dit. Toen bijvoorbeeld Jonathan, de oudste zoon van koning Saul, opmerkte dat zijn boezemvriend David behoefte had aan aanmoediging, „stond [hij] . . . op en ging naar David te Choresa, om zijn hand te versterken met betrekking tot God” (1 Samuël 23:15, 16). En toen de stadhouder Nehemia eeuwen later zag dat sommigen van zijn joodse broeders zwak geworden waren, ’stond ook hij onmiddellijk op’ en moedigde hen aan om ’aan Jehovah te denken’ (Nehemia 4:14). Wij in deze tijd willen eveneens ’opstaan’ — het initiatief nemen — om degenen te versterken die zwak zijn. Maar wie in de gemeente dienen dit te doen?

14. Wie in de christelijke gemeente dienen hulp te bieden aan degenen die zwak zijn?

14 Vooral ouderlingen dragen de verantwoordelijkheid om ’de slappe handen te sterken en de wankelende knieën vast te maken’ en ’tot degenen die angstig van hart zijn te zeggen: „Weest sterk. Weest niet bevreesd”’ (Jesaja 35:3, 4; 1 Petrus 5:1, 2). Merk echter op dat Paulus’ vermaning om ’bemoedigend tot de terneergeslagen zielen te spreken en de zwakken te ondersteunen’ niet alleen aan ouderlingen werd gegeven. Paulus’ woorden waren veeleer aan de hele „gemeente van de Thessalonicenzen” gericht (1 Thessalonicenzen 1:1; 5:14). Hulp bieden aan degenen die zwak zijn, is dus een taak die op alle christenen rust. Net als de herder in de illustratie dient elke christen ertoe bewogen te worden ’op zoek te gaan naar het verlorene’. Natuurlijk kan dit het beste in samenwerking met de ouderlingen worden gedaan. Zou u iets kunnen doen om een zwakke in uw gemeente te helpen?

Wees voorzichtig

15. Waarom kan de herder op deze wijze hebben gehandeld?

15 Wat doet de herder wanneer hij het verloren schaap uiteindelijk vindt? ’Hij legt het op zijn schouders’ (Lukas 15:5). Wat een ontroerend en veelzeggend detail! Het schaap heeft misschien dag en nacht door onbekend gebied gedoold en is misschien zelfs blootgesteld aan het gevaar van jagende leeuwen (Job 38:39, 40). Ongetwijfeld is het schaap verzwakt door gebrek aan voedsel. Het is gewoon te zwak om in eigen kracht de hindernissen te overwinnen waar het op de terugweg naar de kooi mee te maken krijgt. Derhalve bukt de herder zich, tilt het schaap voorzichtig op en draagt het over alle hindernissen terug naar de kudde. Hoe kunnen we de zorg van deze herder weerspiegelen?

16. Waarom dienen we de tederheid van de herder voor het afgedwaalde schaap te weerspiegelen?

16 Iemand die het contact met de gemeente heeft verloren, kan in geestelijk opzicht uitgeput zijn. Net als het van zijn herder gescheiden schaap kan zo iemand doelloos door het vijandelijke gebied van deze wereld gedwaald hebben. Zonder de door de kooi, de christelijke gemeente, verschafte bescherming, staat hij meer dan ooit bloot aan de aanvallen van de Duivel, die „rond[gaat] als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden” (1 Petrus 5:8). Bovendien is hij verzwakt door gebrek aan geestelijk voedsel. Bijgevolg is hij zonder hulp waarschijnlijk te zwak om de hindernissen te overwinnen waar hij op zijn terugkeer naar de gemeente mee te maken zal krijgen. Derhalve moeten we ons bij wijze van spreken bukken, de zwakke voorzichtig optillen en hem terugdragen (Galaten 6:2). Hoe kunnen we dat voor elkaar krijgen?

17. Hoe kunnen we de apostel Paulus navolgen wanneer we een bezoek brengen bij iemand die zwak is?

17 De apostel Paulus zei: „Wie is er zwak, dat ik niet mede zwak ben?” (2 Korinthiërs 11:29, Verkorte Bijbel (1925), H. Th. Obbink en A. M. Brouwer; 1 Korinthiërs 9:22) Paulus had empathie voor mensen, met inbegrip van de zwakken. Wij willen net zo’n medegevoel hebben met degenen die zwak zijn. Wanneer we een geestelijk zwakke christen bezoeken, geef hem dan de geruststelling dat hij waardevol is in Jehovah’s ogen en dat mede-Getuigen hem erg missen (1 Thessalonicenzen 2:17). Laat hem weten dat ze hem graag willen steunen en ’een broeder voor hem willen zijn die geboren wordt voor de tijd dat er benauwdheid is’ (Spreuken 17:17; Psalm 34:18). Onze uit het hart opwellende uitingen kunnen hem voorzichtig en geleidelijk zozeer aanmoedigen dat hij tot de kudde kan terugkeren. Wat dienen we vervolgens te doen? De illustratie van de vrouw en de verloren munt verschaft ons leiding.

Doe serieus moeite

18. (a) Waarom voelde de vrouw in de illustratie zich niet hopeloos? (b) Welke ijverige krachtsinspanningen stelde de vrouw in het werk, en wat was het resultaat?

18 De vrouw die de munt verliest, weet dat de situatie moeilijk, maar niet hopeloos is. Als de munt op een groot veld met veel struikgewas of in een diep, modderig meer was gevallen, zou ze die waarschijnlijk als onherroepelijk verloren hebben beschouwd. Maar omdat ze weet dat de munt ergens binnen haar bereik in haar huis moet zijn, stelt ze een grondig en serieus onderzoek in (Lukas 15:8). Eerst steekt ze een lamp aan om haar donkere huis te verlichten. Vervolgens veegt ze de vloer met haar bezem in de hoop een rinkelend geluid te horen. Ten slotte doorzoekt ze zorgvuldig elk hoekje en gaatje totdat de zilveren munt in het licht van de lamp glinsterend oplicht. De ijverige krachtsinspanningen van de vrouw zijn beloond!

19. Welke les in het helpen van zwakken kunnen we trekken uit de handelwijze die de vrouw in de illustratie van de verloren munt volgde?

19 Zoals dit detail van de illustratie ons onder de aandacht brengt, gaat de schriftuurlijke verplichting om een zwakke christen te helpen onze bekwaamheden niet te boven. Terzelfder tijd beseffen we dat er krachtsinspanningen voor nodig zijn. Per slot van rekening zei de apostel Paulus tot de ouderlingen van Efeze: ’Door aldus te arbeiden, moet gij de zwakken bijstaan’ (Handelingen 20:35a). Houd in gedachte dat de vrouw de munt niet vindt door te hooi en te gras, slechts hier en daar, of terloops, slechts nu en dan, in haar huis te kijken. Nee, ze heeft succes omdat ze systematisch zoekt „totdat zij het vindt”. Evenzo moeten wij, wanneer we proberen een geestelijk zwakke terug te winnen, daar serieus en doelgericht moeite voor doen. Wat kunnen we doen?

20. Wat kan er worden gedaan om zwakken te helpen?

20 Hoe kunnen we een zwakke helpen geloof en waardering op te bouwen? Een persoonlijke bijbelstudie uit een toepasselijke christelijke publicatie is misschien net wat iemand nodig heeft. Ja, bij een zwakke een bijbelstudie leiden stelt ons in staat hem op een consequente en grondige manier te helpen. Waarschijnlijk kan de dienstopziener het beste bepalen wie de benodigde hulp zou kunnen geven. Wellicht heeft hij een idee welke onderwerpen bestudeerd zouden kunnen worden en welke publicatie een grote hulp zou zijn. Net als de vrouw in de illustratie handige hulpmiddelen gebruikt om haar taak te volbrengen, zo hebben wij in deze tijd hulpmiddelen die ons helpen om ons van onze door God gegeven verantwoordelijkheid in het bijstaan van de zwakken te kwijten. Twee van onze nieuwe hulpmiddelen, of publicaties, zullen vooral nuttig zijn bij deze pogingen. Het zijn de boeken Aanbid de enige ware God en Nader dicht tot Jehovah. *

21. Hoe werpt het helpen van de zwakken zegeningen voor allen af?

21 De zwakken bijstaan brengt zegeningen voor allen. Degene die geholpen wordt, smaakt het geluk om met zijn ware vrienden herenigd te worden. Wij ervaren de innige vreugde die alleen geven kan schenken (Lukas 15:6, 9; Handelingen 20:35b). De gemeente als geheel groeit in hartelijkheid naarmate elk lid liefdevolle belangstelling voor anderen toont. En bovenal ontvangen onze zorgzame Herders, Jehovah en Jezus, eer omdat hun wens om de zwakken te steunen, wordt weerspiegeld in hun aardse dienstknechten (Psalm 72:12-14; Mattheüs 11:28-30; 1 Korinthiërs 11:1; Efeziërs 5:1). Wat hebben we derhalve goede redenen om ’liefde onder elkaar te blijven hebben’!

[Voetnoot]

^ ¶20 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

Kunt u dit uitleggen?

• Waarom is het tonen van liefde uitermate belangrijk voor eenieder van ons?

• Waarom dient onze liefde zich tot zwakken uit te strekken?

• Welke lessen leren de illustraties van het verloren schaap en de verloren munt ons?

• Welke praktische stappen kunnen we doen om een zwakke te helpen?

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 16, 17]

Wanneer we zwakken helpen, nemen we het initiatief en zijn voorzichtig en serieus

[Illustratie op blz. 16, 17]

Zwakken helpen komt allen ten goede