Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

’Waak voortdurend’

’Waak voortdurend’

’Waak voortdurend’

„Waakt daarom voortdurend, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt.” — MATTHEÜS 24:42.

1. Hoe denken dienstknechten van Jehovah met een lange staat van dienst over hun vele jaren van opgedragen dienst? Noem een voorbeeld.

VELE dienstknechten van Jehovah met een lange staat van dienst leerden de waarheid kennen toen zij jonge mannen en vrouwen waren. Net als de koopman die een parel van grote waarde vond en alles verkocht wat hij bezat om die te kunnen kopen, verloochenden die enthousiaste bijbelstudenten zichzelf en droegen hun leven aan Jehovah op (Mattheüs 13:45, 46; Markus 8:34). Wat vinden zij ervan dat zij langer hebben moeten wachten en dat zij Gods voornemens ten aanzien van de aarde niet zo snel in vervulling hebben zien gaan als zij wellicht gedacht hadden? Zij hebben geen spijt! Zij stemmen in met broeder A. H. Macmillan die, na bijna zestig jaar opgedragen dienst voor God, zei: „Ik ben vastbeslotener dan ooit om door te gaan in mijn geloof. Het heeft mijn leven de moeite waard gemaakt. Het helpt mij nog steeds de toekomst onbevreesd tegemoet te zien.”

2. (a) Welke toepasselijke raad gaf Jezus aan zijn volgelingen? (b) Welke vragen zullen wij in dit artikel beschouwen?

2 Hoe staat het met u? Beschouw, ongeacht uw leeftijd, Jezus’ woorden eens: „Waakt daarom voortdurend, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt” (Mattheüs 24:42). Die eenvoudige zin bevat een diepe waarheid. Wij weten niet op welke dag de Heer zal komen om het oordeel aan dit goddeloze samenstel te voltrekken, en wij hoeven dat niet te weten. Maar wij moeten zo leven dat wanneer hij komt, wij geen spijtgevoelens zullen hebben. Welke voorbeelden vinden wij in dit opzicht in de bijbel die ons zullen helpen voortdurend te waken? Hoe illustreerde Jezus deze noodzaak? En welke bewijzen hebben wij thans waardoor wordt aangetoond dat wij in de laatste dagen van deze goddeloze wereld leven?

Een waarschuwend voorbeeld

3. Hoe lijken veel mensen in deze tijd op die in Noachs dagen?

3 In veel opzichten zijn mensen nu net als de mannen en vrouwen die in Noachs dagen leefden. In die tijd was de aarde met geweldpleging vervuld en was de neiging van ’s mensen hart „te allen tijde alleen maar slecht” (Genesis 6:5). De meesten gingen volledig op in de dagelijkse bezigheden. Voordat Jehovah de grote Vloed bracht, bood hij de mensen echter een gelegenheid om tot berouw te komen. Hij gaf Noach de opdracht om te prediken, en Noach gehoorzaamde — door als „een prediker van rechtvaardigheid” misschien wel veertig of vijftig jaar of nog langer dienst te verrichten (2 Petrus 2:5). Maar de mensen negeerden Noachs waarschuwingsboodschap. Zij waren niet waakzaam. Uiteindelijk overleefden derhalve alleen Noach en zijn gezin de voltrekking van Jehovah’s oordeel. — Mattheüs 24:37-39.

4. In welk opzicht kan Noachs bediening een succes worden genoemd, en hoe kan hetzelfde van uw predikingswerk worden gezegd?

4 Was Noachs bediening een succes? Baseer uw mening niet op het kleine aantal dat gunstig reageerde. In feite voldeed Noachs prediking aan haar doel, ongeacht de reactie. Waarom? Omdat ze mensen ruimschoots de gelegenheid bood om te kiezen of zij Jehovah zouden dienen of niet. Hoe staat het met uw predikingsgebied? Zelfs als er maar weinig respons is, bent u zeer succesvol. Waarom? Omdat u door te prediken Gods waarschuwing laat horen en u aldus de opdracht vervult die Jezus zijn volgelingen heeft gegeven. — Mattheüs 24:14; 28:19, 20.

Gods profeten negeren

5. (a) Welke toestanden heersten er in Habakuks tijd in Juda, en hoe reageerden de mensen op zijn profetische boodschap? (b) Hoe gaven mensen van Juda blijk van vijandschap jegens Jehovah’s profeten?

5 Eeuwen na de Vloed werd het koninkrijk Juda met een ernstige toestand geconfronteerd. Afgoderij, onrecht, onderdrukking en zelfs moord waren gewoon geworden. Jehovah verwekte Habakuk om het volk te waarschuwen dat als zij geen berouw hadden, rampspoed hen zou treffen door toedoen van de Chaldeeën, of Babyloniërs (Habakuk 1:5-7). Maar de mensen weigerden te luisteren. Misschien redeneerden zij als volgt: ’Ach, meer dan honderd jaar geleden had de profeet Jesaja al net zo’n waarschuwing laten horen, maar er is nog niets gebeurd!’ (Jesaja 39:6, 7) Veel van de beambten van Juda stonden niet alleen onverschillig tegenover de boodschap, maar ook vijandig tegenover de boodschappers. Bij één gelegenheid probeerden zij de profeet Jeremia ter dood te brengen, en dat was hun gelukt als Ahikam niet tussenbeide was gekomen. Vertoornd over nog een andere profetische boodschap liet koning Jojakim de profeet Uria ter dood brengen. — Jeremia 26:21-24.

6. Hoe werd Habakuk door Jehovah gesterkt?

6 Habakuks boodschap was niet minder moedig, en ze was net zo impopulair als die van Jeremia, die door God was geïnspireerd om de zeventigjarige verwoesting van Juda te voorzeggen (Jeremia 25:8-11). Derhalve kunnen wij Habakuks beroering begrijpen toen hij uitriep: „Hoe lang, o Jehovah, moet ik om hulp schreeuwen, zonder dat gij hoort? Hoe lang zal ik tot u roepen om hulp tegen geweld, zonder dat gij redt?” (Habakuk 1:2) Goedgunstig verschafte Jehovah Habakuk een antwoord met de volgende geloofversterkende woorden: „Het visioen is nog voor de bestemde tijd, en het blijft voorthijgen naar het einde, en het zal geen leugen vertellen. Zelfs al zou het op zich laten wachten, blijf er vol verwachting naar uitzien; want het zal zonder mankeren uitkomen. Het zal niet te laat komen” (Habakuk 2:3). Jehovah had dus een „bestemde tijd” om onrecht en onderdrukking te doen eindigen. Als er vertraging leek op te treden, moest Habakuk niet ontmoedigd zijn, noch het langzamer aan gaan doen. In plaats daarvan moest hij ’er vol verwachting naar blijven uitzien’ en elke dag vervuld zijn van een gevoel van dringendheid. Jehovah’s dag zou niet te laat komen!

7. Waarom stond Jeruzalem in de eerste eeuw G.T. nog een vernietiging te wachten?

7 Zo’n twintig jaar nadat Jehovah tot Habakuk gesproken had, werd Juda’s hoofdstad, Jeruzalem, verwoest. Later werd ze herbouwd, en veel van de verkeerde dingen die Habakuk zo hadden gekweld, werden gecorrigeerd. Maar in de eerste eeuw G.T. stond de stad opnieuw verwoesting te wachten vanwege de trouweloosheid van haar inwoners. Op barmhartige wijze trof Jehovah regelingen dat mensen met de juiste hartentoestand dat konden overleven. Ditmaal gebruikte hij als profeet niemand minder dan Jezus Christus om de boodschap over te brengen. In 33 G.T. vertelde Jezus zijn volgelingen: „Wanneer gij . . . Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat haar verwoesting nabij gekomen is. Laten dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten.” — Lukas 21:20, 21.

8. (a) Wat kan sommige christenen overkomen zijn in de tijd die er na Jezus’ dood verstreek? (b) Hoe gingen Jezus’ profetische woorden ten aanzien van Jeruzalem in vervulling?

8 Naarmate de jaren verstreken, hebben sommige christenen in Jeruzalem zich wellicht afgevraagd wanneer precies Jezus’ profetie in vervulling zou gaan. Beschouw per slot van rekening maar eens de opofferingen die sommigen van hen zich ongetwijfeld hadden getroost. Misschien hadden zij aantrekkelijke zakelijke mogelijkheden afgewezen omdat zij vastbesloten waren waakzaam te blijven. Zijn zij moe geworden naarmate de tijd verstreek? Kwamen zij tot de conclusie dat zij hun tijd verdeden door te denken dat Jezus’ woorden op een toekomstige generatie van toepassing waren en niet op die van hen? In 66 G.T. begon Jezus’ profetie in vervulling te gaan toen de Romeinse legers Jeruzalem omsingelden. Degenen die waakzaam waren gebleven, herkenden het teken, ontvluchtten de stad en werden voor de verwoesting van Jeruzalem gespaard.

De noodzaak geïllustreerd om waakzaam te zijn

9, 10. (a) Hoe zou u Jezus’ illustratie over de slaven die wachtten totdat hun meester van zijn bruiloft terugkwam, samenvatten? (b) Waarom kan het wachten op hun meester voor de slaven moeilijk zijn geweest? (c) Waarom was het voor de slaven heilzaam om geduldig te zijn?

9 Toen Jezus de noodzaak beklemtoonde om waakzaam te zijn, vergeleek hij zijn discipelen met slaven die wachtten op de terugkeer van hun meester na zijn bruiloft. Zij wisten dat hij in een bepaalde nacht zou terugkomen — maar hoe laat precies? Tijdens de eerste nachtwake? De tweede? De derde? Zij wisten het niet. Jezus zei: „Wanneer [de meester] in de tweede of zelfs in de derde nachtwake aankomt en hen aldus aantreft [wakende], gelukkig zijn zij!” (Lukas 12:35-38) Stel u voor hoe deze slaven hiernaar uitzagen. Elk geluid, elke maar even zichtbare schaduw zou stellig voedsel geven aan hun verwachtingen: ’Kan dit onze meester zijn?’

10 Als de meester nu eens tijdens de tweede nachtwake arriveerde, wat zo tussen negen uur ’s avonds en middernacht was? Zouden alle slaven, ook zij die sinds de vroege ochtend hard hadden gewerkt, klaarstaan om hem te begroeten, of zouden er een paar in slaap zijn gevallen? En als de meester nu eens tijdens de derde nachtwake terugkeerde — de periode die van middernacht tot ongeveer drie uur ’s morgens liep? Zouden sommige slaven ontmoedigd, ja, wat wrevelig zijn geworden vanwege de schijnbare vertraging van hun meester? * Alleen zij die bij de komst van de meester wakende werden aangetroffen, zouden gelukkig verklaard worden. Op hen zouden de woorden van Spreuken 13:12 beslist van toepassing zijn: „Verwachting die wordt uitgesteld, maakt het hart ziek, maar het begeerde is een boom des levens wanneer het inderdaad komt.”

11. Hoe kan gebed ons helpen waakzaam te blijven?

11 Wat zou Jezus’ volgelingen tijdens de periode van schijnbaar uitstel helpen te blijven waken? Toen Jezus zich kort voor zijn arrestatie in de hof van Gethsemane bevond, beval hij drie van zijn apostelen: „Waakt en bidt voortdurend, opdat gij niet in verzoeking komt” (Mattheüs 26:41). Jaren later gaf Petrus, die daar destijds bij was, medechristenen soortgelijke raad. Hij schreef: „Het einde van alle dingen is nabij gekomen. Weest daarom gezond van verstand en weest waakzaam met het oog op gebeden” (1 Petrus 4:7). Het is duidelijk dat vurig gebed een onderdeel van onze christelijke routine behoort te zijn. Ja, wij moeten Jehovah voortdurend smeken ons te helpen waakzaam te blijven. — Romeinen 12:12; 1 Thessalonicenzen 5:17.

12. Wat is het verschil tussen speculatie en waakzaamheid?

12 Merk op dat Petrus ook zei: „Het einde van alle dingen is nabij gekomen.” Hoe dichtbij? Het is voor mensen niet mogelijk om de exacte dag en het exacte uur vast te stellen (Mattheüs 24:36). Maar er is een verschil tussen zich aan speculatie overgeven, waartoe de bijbel niet aanmoedigt, en vol verwachting naar het einde blijven uitzien, waartoe hij wel aanmoedigt. (Vergelijk 2 Timotheüs 4:3, 4; Titus 3:9.) Wat is één manier waarop wij naar het einde kunnen blijven uitzien? Door nauwgezet aandacht te schenken aan de bewijzen dat het einde nabij is. Laten wij daarom zes bewijsvoeringen de revue laten passeren waardoor wordt aangetoond dat wij in de laatste dagen van deze goddeloze wereld leven.

Zes overtuigende bewijsvoeringen

13. Hoe overtuigt Paulus’ in 2 Timotheüs hoofdstuk 3 opgetekende profetie u ervan dat wij in „de laatste dagen” leven?

13 Ten eerste zien wij duidelijk de vervulling van de profetie van de apostel Paulus aangaande „de laatste dagen”. Paulus schreef: „In de laatste dagen [zullen] kritieke tijden . . . aanbreken, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, zullen aanmatigend zijn, hoogmoedig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, deloyaal, zonder natuurlijke genegenheid, niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, heftig, zonder liefde voor het goede, verraders, onbezonnen, opgeblazen van trots, met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God, die een vorm van godvruchtige toewijding hebben, maar de kracht ervan niet blijken te bezitten; en keer u af van dezen. Maar goddeloze mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger voortgaan, terwijl zij misleiden en worden misleid” (2 Timotheüs 3:1-5, 13). Zien wij niet dat deze profetie in onze tijd in vervulling gaat? Alleen zij die de feiten negeren, kunnen het ontkennen! *

14. Hoe gaan de woorden van Openbaring 12:9 met betrekking tot de Duivel in deze tijd in vervulling, en wat zal er binnenkort met hem gebeuren?

14 Ten tweede zien wij welke uitwerking het heeft gehad dat, als vervulling van Openbaring 12:9, Satan en zijn demonen uit de hemel zijn geworpen. Daar lezen wij: „Neergeslingerd werd . . . de grote draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt; neergeslingerd werd hij naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd.” Dit heeft geresulteerd in een groot wee voor de aarde. Er is stellig zeer veel ellende over de mensheid gekomen, vooral sinds 1914. Maar de profetie in Openbaring voegt eraan toe dat wanneer de Duivel naar de aarde wordt geworpen, hij weet dat „hij slechts een korte tijdsperiode heeft” (Openbaring 12:12). Gedurende deze periode voert Satan oorlog tegen de gezalfde volgelingen van Christus (Openbaring 12:17). Wij hebben in onze tijd beslist de uitwerking van zijn aanval gezien. * Binnenkort zal Satan echter in de afgrond worden opgesloten opdat ’hij de natiën niet meer zal misleiden’. — Openbaring 20:1-3.

15. Hoe verschaft Openbaring 17:9-11 bewijzen dat wij in de tijd van het einde leven?

15 Ten derde leven wij in de tijd van de achtste en laatste „koning” die in de in Openbaring 17:9-11 opgetekende profetie wordt genoemd. Hier noemt de apostel Johannes zeven koningen, die zeven wereldmachten voorstellen — Egypte, Assyrië, Babylon, Medo-Perzië, Griekenland, Rome en de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht. Hij ziet ook „een achtste koning”, die ’voortspruit uit de zeven’. Deze achtste koning — de laatste koning die Johannes in het visioen ziet — stelt thans de organisatie van de Verenigde Naties voor. Volgens Johannes gaat deze achtste koning „de vernietiging tegemoet”, waarna geen verdere aardse koningen meer worden vermeld. *

16. Hoe geven de feiten als vervulling van Nebukadnezars droom over een beeld te kennen dat wij in de laatste dagen leven?

16 Ten vierde leven wij in de periode die wordt gesymboliseerd door de voeten van het in Nebukadnezars droom geziene beeld. De profeet Daniël legde deze mysterieuze droom van een enorm beeld in de vorm van een mens, uit (Daniël 2:36-43). De uit vier metalen bestaande delen van het beeld stellen verschillende wereldmachten voor, te beginnen met het hoofd (het Babylonische Rijk) en eindigend met de voeten en tenen (de regeringen die nu aan de macht zijn). Alle in dat beeld vertegenwoordigde wereldmachten hebben hun opwachting gemaakt. Wij leven nu in de periode die door de voeten van het beeld wordt gesymboliseerd. Er is geen sprake van dat er nog andere machten zullen komen. *

17. Hoe vormt onze Koninkrijksprediking een verder bewijs dat wij in de tijd van het einde leven?

17 Ten vijfde zien wij dat er een wereldomvattend predikingswerk wordt verricht, hetgeen volgens Jezus vlak voor het einde van dit samenstel zou plaatsvinden. Jezus zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Mattheüs 24:14). In onze tijd gaat die profetie op een ongekende schaal in vervulling. Zeker, er bestaan nog steeds onaangeroerde gebieden, en het is mogelijk dat op Jehovah’s bestemde tijd een grote deur die tot grotere activiteit leidt, geopend zal worden (1 Korinthiërs 16:9). Toch zegt de bijbel niet dat Jehovah zal wachten totdat iedereen op aarde een persoonlijk getuigenis heeft ontvangen. Veeleer moet het goede nieuws gepredikt worden in de mate die Jehovah goeddunkt. Dan zal het einde komen. — Vergelijk Mattheüs 10:23.

18. Wat zal kennelijk van sommige van de gezalfden gezegd kunnen worden wanneer de grote verdrukking losbarst, en hoe kan dit worden vastgesteld?

18 Ten zesde neemt het aantal ware gezalfde discipelen van Christus af, hoewel sommigen kennelijk nog steeds op aarde zullen zijn wanneer de grote verdrukking begint. De meesten van het overblijfsel zijn behoorlijk oud, en met de jaren is het aantal van degenen die echt gezalfd zijn steeds kleiner geworden. Toen Jezus het over de grote verdrukking had, zei hij niettemin: „Indien die dagen . . . niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort” (Mattheüs 24:21, 22). Sommige van Christus’ „uitverkorenen” zullen dus kennelijk nog steeds op aarde zijn wanneer de grote verdrukking losbarst. *

Wat ligt er in het verschiet?

19, 20. Waarom is het thans dringender dan ooit tevoren dat wij wakker en waakzaam blijven?

19 Wat heeft de toekomst voor ons in petto? Er staan ons nog opwindende tijden te wachten. Paulus waarschuwde dat „Jehovah’s dag precies zo komt als een dief in de nacht”. Doelend op mensen die wereldwijs lijken, zegt hij: „Wanneer zij zeggen: ’Vrede en zekerheid!’, dan zal een plotselinge vernietiging ogenblikkelijk over hen komen.” Bijgevolg drukt Paulus zijn lezers op het hart: „Laten wij . . . niet doorslapen zoals de overigen, maar laten wij wakker blijven en onze zinnen bij elkaar houden” (1 Thessalonicenzen 5:2, 3, 6). In werkelijkheid negeren zij die naar menselijke instellingen opzien voor vrede en zekerheid de realiteit. Zulke mensen zijn vast in slaap!

20 De verwoesting van dit samenstel van dingen komt met grote abruptheid. Blijf daarom vol verwachting naar Jehovah’s dag uitzien. God zelf zei tot Habakuk: „Het zal niet te laat komen”! Ja, het is nog nooit zo dringend voor ons geweest om wakker te blijven.

[Voetnoten]

^ ¶10 De meester had geen afspraak gemaakt met zijn slaven. Derhalve hoefde hij geen rekenschap af te leggen over zijn komen en gaan, en ook was hij zijn slaven geen uitleg verschuldigd over ieder schijnbaar uitstel.

^ ¶13 Zie voor een uitvoerige bespreking van deze profetie hoofdstuk 11 van het boek Kennis die tot eeuwig leven leidt, uitgegeven door het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap.

^ ¶14 Zie voor meer inlichtingen blz. 180-186 van het boek De Openbaring — Haar grootse climax is nabij!, uitgegeven door het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap.

^ ¶16 Zie hoofdstuk 4 van het boek Schenk aandacht aan Daniëls profetie!, uitgegeven door het Wachttoren-, Bijbel en Traktaatgenootschap.

^ ¶18 In de gelijkenis van de schapen en de bokken komt de Zoon des mensen tijdens de grote verdrukking in zijn heerlijkheid en neemt plaats om te oordelen. Hij oordeelt de mensen op basis van de steun die zij aan Christus’ gezalfde broeders hebben verleend. Deze maatstaf voor het vellen van een oordeel zou geen betekenis hebben als ten tijde van het oordeel al Christus’ broeders allang het aardse toneel verlaten zouden hebben. — Mattheüs 25:31-46.

Kunt u zich dit herinneren?

• Welke bijbelse voorbeelden kunnen ons helpen waakzaam te blijven?

• Hoe illustreerde Jezus de noodzaak voor waakzaamheid?

• Uit welke zes bewijsvoeringen blijkt dat wij in de laatste dagen leven?

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 9]

A. H. Macmillan heeft Jehovah bijna zes decennia lang getrouw gediend

[Illustratie op blz. 10]

Jezus vergeleek zijn discipelen met slaven die waakzaam blijven