Een boek waarop u kunt vertrouwen: Deel 4
Medië-Perzië in de Bijbelse geschiedenis
Dit is deel vier van een serie van zeven artikelen in opeenvolgende uitgaven van „Ontwaakt!” over de zeven wereldmachten in de Bijbelse geschiedenis. Het doel ervan is te laten zien dat de Bijbel betrouwbaar en door God geïnspireerd is, en dat de boodschap erin hoop biedt op een eind aan het leed dat veroorzaakt wordt door de wrede overheersing van de ene mens over de andere.
DE RUÏNES van paleizen en koninklijke graven geven slechts een beperkt beeld van de macht, de rijkdom en de pracht en praal van het oude Medië-Perzië. Voordat de twee rijken samengingen, had Medië de grootste invloed. Maar in 550 voor onze jaartelling kwamen de Meden onder overheersing van de Perzische koning Cyrus II te staan, die vanaf dat moment over zowel Medië als Perzië regeerde. Het centrum van dit immense rijk lag ten noorden van de Perzische Golf. Het grondgebied ervan strekte zich uiteindelijk uit van de Egeïsche Zee tot Egypte en tot het noordwesten van India, en het omvatte ook Judea.
Medië-Perzië heeft meer dan tweehonderd jaar over de Joodse natie geregeerd: van de val van Babylon in 539 voor onze jaartelling totdat het zelf in 331 door de Grieken werd overwonnen. Diverse Bijbelboeken maken melding van belangrijke gebeurtenissen in die periode.
Betrouwbare geschiedenis
De Bijbel zegt dat Cyrus de Joden bevrijdde die als ballingen in Babylon woonden. Hij stond hun toe naar Jeruzalem terug te gaan en Gods tempel te herbouwen, die de Babyloniërs in 607 verwoest hadden (Ezra 1:1-7; 6:3-5). Dit verslag wordt bevestigd door de Cyruscilinder, een kleidocument dat in 1879 in de ruïnes van het oude Babylon werd ontdekt. Het document noemt Cyrus bij name en beschrijft zijn beleid om gevangengenomen volken toestemming te geven naar hun land terug te keren en hun religieuze voorwerpen mee te nemen. De Bijbelschrijver Jesaja schreef op wat Jehovah in een profetie over Cyrus zei: „Alles wat ik wil, brengt hij ten uitvoer: hij geeft opdracht om Jeruzalem te herbouwen en voor de tempel de fundering te leggen” (Jesaja 44:28, De Nieuwe Bijbelvertaling).
In Ezra 6:3, 4 staat zelfs dat Cyrus zei dat de herbouw van de tempel door „het huis van de koning” moest worden gefinancierd. Deze opmerkelijke uitspraak komt overeen met wereldlijke bronnen. Het boek Persia and the Bible zegt: „De Perzische koningen stonden erom bekend dat ze heiligdommen in hun rijk hielpen herstellen.”
Volgens de Bijbel schreven tegenstanders van de Joden later aan Darius I * (bijgenaamd de Grote) om bezwaar te maken tegen de bewering van de Joden dat Cyrus toestemming had gegeven om de tempel te herbouwen. Darius gaf opdracht om naar het oorspronkelijke decreet te zoeken. Hoe liep het af? In Ekbatana, de hoofdstad van Medië, werd een boekrol aangetroffen die Cyrus’ decreet bevatte. Darius schreef vervolgens: „Ik, Darius, heb een bevel [tot de herbouw van de tempel] uitgevaardigd. Het worde prompt uitgevoerd.” Daarop kwam er een eind aan de tegenstand (Ezra 6:2, 7, 12, 13).
Deze details worden door wereldlijke bronnen ondersteund. Ekbatana was bijvoorbeeld de zomerresidentie van Cyrus, en hij kan zijn decreet daar hebben uitgevaardigd. Bovendien blijkt uit archeologische vondsten dat de koningen van Medië-Perzië veel belangstelling hadden voor religieuze zaken die van invloed waren op hun rijk en dat ze brieven schreven om geschillen op te lossen.
Betrouwbare profetieën
In een droom die van God afkomstig was, zag de profeet Daniël vier beesten die na elkaar uit de zee oprezen. Ze stelden opeenvolgende wereldmachten voor. Het eerste beest, een gevleugelde leeuw, beeldde Babylon af. Het tweede beest leek op een beer. In het verslag staat: „Dit zei men ertegen: ’Sta op, eet veel vlees’” (Daniël 7:5). Deze angstaanjagende beer stelde Medië-Perzië voor.
Als een vervulling van Daniëls profetie bleek deze wereldmacht een enorme expansiedrift te hebben. Nadat Cyrus kort na Daniëls droom de Meden verslagen had, ging hij oorlog voeren met de buurlanden Lydië en Babylon. Zijn zoon Cambyses II veroverde Egypte. Latere regeerders van Medië-Perzië breidden het rijk nog verder uit.
Hoe kunnen we er zeker van zijn dat dit de juiste uitleg is? In een ander visioen dat hiermee te maken had, zag Daniël een ram „stotende bewegingen maken naar het westen en naar het noorden en naar het zuiden”. Die profetie kwam uit toen Medië-Perzië „stotende bewegingen” naar andere landen maakte, waaronder het machtige Babylon. Een engel van God legde dit visioen als volgt aan Daniël uit: „De ram die gij gezien hebt, die de twee hoorns had, beduidt de koningen van Medië en Perzië” (Daniël 8:3, 4, 20).
Zo’n twee eeuwen voor de val van Babylon had de profeet Jesaja bovendien de naam voorzegd van de Perzische koning die Babylon zou veroveren en de strategie die hij daarbij zou gebruiken. Die koning was toen nog niet eens Jesaja 45:1). Zowel Jesaja als Jeremia voorzei dat Babylons „rivieren” — kanalen die door de rivier de Eufraat werden gevoed en als een beschermende gracht fungeerden — drooggelegd zouden worden (Jesaja 44:27; Jeremia 50:38). De Griekse historici Herodotus en Xenophon bevestigen de vervulling van die profetie, met inbegrip van het feit dat de Babyloniërs feestvierden in de nacht dat Cyrus de stad innam (Jesaja 21:5, 9; Daniël 5:1-4, 30). Omdat Cyrus’ leger de Eufraat had omgelegd, konden de soldaten de stad binnengaan via de openstaande poorten langs de rivier. Daarbij stuitten ze op weinig tegenstand. Zo viel het machtige Babylon in één nacht!
geboren! Jesaja schreef: „Dit heeft Jehovah tot zijn gezalfde, tot Cyrus, gezegd, wiens rechterhand ik heb gevat om voor hem uit natiën te onderwerpen, (...) om voor hem uit de deuren met dubbele vleugels te openen, zodat zelfs de poorten niet gesloten zullen zijn” (Dit leidde tot de vervulling van nog een bijzondere profetie. De profeet Jeremia had eerder voorzegd dat Gods volk zeventig jaar in ballingschap in Babylon zou blijven (Jeremia 25:11, 12; 29:10). Die profetie werd precies op tijd vervuld en de ballingen mochten terug naar hun land.
Een hoop waarop u kunt vertrouwen
Kort nadat de Meden en Perzen Babylon hadden veroverd, tekende Daniël een profetie op die licht werpt op een heel belangrijke gebeurtenis in de vervulling van Gods voornemen voor de mensheid. De engel Gabriël vertelde Daniël namelijk wanneer de Messias, het „zaad” dat in Genesis 3:15 beloofd was, precies zou verschijnen! Gods engel zei: ’Vanaf het uitgaan van het woord om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op Messias de Leider zullen er zeven weken, alsook tweeënzestig weken, zijn’, dus 69 weken in totaal (Daniël 9:25). Wanneer begon deze profetische periode?
Hoewel Cyrus de Joden kort na de val van Babylon toestemming gaf om naar hun land terug te keren, waren Jeruzalem en zijn muren vele jaren later nog steeds niet hersteld. In 455 voor onze jaartelling gaf koning Artaxerxes zijn Joodse schenker Nehemia toestemming om naar Jeruzalem te gaan en de leiding te nemen over de herstelwerkzaamheden (Nehemia 2:1-6). Op dat moment begonnen de 69 weken.
Het ging hier echter niet om letterlijke weken van zeven dagen, maar om jaarweken, zoals sommige Bijbelvertalingen te kennen geven * (Daniël 9:24, 25). De Messias zou verschijnen na een periode van 69 „weken” van elk zeven jaar — in totaal 483 jaar. Deze profetie ging in het jaar 29 in vervulling toen Jezus gedoopt werd. Vanaf 455 voor onze jaartelling gerekend, was dat precies 483 jaar. *
Dat Daniëls profetie zo exact is uitgekomen, is een van de vele bewijzen die Jezus’ identiteit bevestigen. Deze bewijzen versterken ook onze hoop voor de toekomst. Jezus zal als koning van Gods hemelse koninkrijk een eind maken aan het hardvochtige bestuur van mensen. Daarna zal hij nog veel meer Bijbelprofetieën vervullen, zoals de profetieën waarin voorzegd wordt dat de doden opgewekt zullen worden en eeuwig in een paradijs op aarde kunnen leven (Daniël 12:2; Johannes 5:28, 29; Openbaring 21:3-5).
^ ¶9 De naam Darius wordt voor minstens drie koningen gebruikt.
^ ¶20 Dit geldt onder andere voor de Willibrordvertaling, de Groot Nieuws Bijbel en de Joodse Tanakh (Engels, 1985).
^ ¶20 Een gedetailleerde bespreking van deze profetie, met inbegrip van een tijdbalk van de 69 jaarweken, is te vinden op blz. 197-199 van het boek Wat leert de bijbel echt?, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.