Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een boon die een wereldreis maakte

Een boon die een wereldreis maakte

Een boon die een wereldreis maakte

Het verhaal over de toewijding van een man voor een jong koffieboompje is wel beschreven als „het meest romantische hoofdstuk in de geschiedenis van de verbreiding van de koffieplant”, zegt het boek „All About Coffee”. Dat ene plantje heeft een belangrijke rol gespeeld in de aanzet tot de koffie-industrie van tegenwoordig. Volgens het tijdschrift „Scientific American” gaat daarin jaarlijks 55 miljard dollar om, een omzet die alleen in de wereldwijde handel in aardolie wordt overtroffen.

DE BOEIENDE geschiedenis van koffie begint in de hooglanden van Ethiopië, waar de wilde koffieplant vandaan komt. De afstammelingen hiervan, Coffea arabica genaamd, leveren twee derde van de wereldproductie. Wanneer de eigenschappen van de geroosterde boon precies zijn ontdekt, is echter niet duidelijk. Niettemin werd tegen de vijftiende eeuw op het Arabisch Schiereiland arabicakoffie verbouwd. Ondanks een verbod op de export van de vruchtbare boon, wisten de Hollanders in 1616 de hand te leggen op bomen of op levensvatbare zaden. Al gauw legden ze op Ceylon (nu Sri Lanka) en op Java (Indonesië) plantages aan.

In 1706 namen de Hollanders een stekje mee van hun Javaanse plantages voor de Hortus Botanicus in Amsterdam. Het boompje deed het goed. De afstammelingen daarvan werden vervolgens naar de Hollandse kolonies in Suriname en het Caribisch gebied verscheept. In 1714 gaf de burgemeester van Amsterdam, Gerbrand Pancras, een stek aan de Franse koning Lodewijk XIV. Die liet hem planten in de oranjerie van de Jardin des Plantes, de Koninklijke Tuinen in Parijs.

De Fransen stonden te popelen om met de koffiehandel te beginnen. Ze kochten zaden en bomen en stuurden die naar het eiland Réunion. De zaden ontkiemden niet en volgens enkele autoriteiten gingen uiteindelijk alle boompjes dood, op één na. In 1720 werden niettemin van die ene boom 15.000 zaden geplant, die de basis vormden voor een plantage. Die bomen waren zo waardevol dat op het vernielen ervan de doodstraf stond! De Fransen wilden ook plantages aanleggen in het Caribisch gebied, maar hun eerste twee pogingen faalden.

Gabriel Mathieu de Clieu, een Franse marineofficier die met verlof in Parijs was, zag het als zijn taak om een boompje mee te nemen naar zijn landgoed op Martinique. In mei 1723 keerde hij terug naar het eiland met een afstammeling van de Parijse boom.

De Clieu plaatste zijn kostbare plant voor de reis in een kist die gedeeltelijk van glas was gemaakt zodat de boom zonlicht kon absorberen en op bewolkte dagen warm bleef, verklaart het boek All About Coffee. Een medepassagier, die misschien jaloers was op De Clieu en niet wilde dat hij met de eer zou gaan strijken, probeerde de plant uit zijn handen te grissen, maar zonder resultaat. Het boompje overleefde het. Het overleefde ook een aanval van Tunesische piraten op het schip, een zware storm en, het ergste van alles, een tekort aan zoet water, toen het schip in een windstil gebied rond de evenaar stil kwam te liggen. „Er was een dusdanig tekort aan water”, schreef De Clieu, „dat ik ruim een maand lang gedwongen was mijn karige waterrantsoen te delen met de plant waarop ik al mijn hoop had gevestigd en waaraan ik groot genoegen beleefde.”

Zijn inspanningen werden beloond. Zijn lading arriveerde in goede conditie op Martinique en de plant groeide goed in het tropische klimaat en vermeerderde zich. „Van deze ene plant voorzag Martinique direct of indirect alle landen van het Amerikaanse continent — behalve Brazilië, Frans Guyana en Suriname — van zaden”, schrijft Gordon Wrigley in zijn boek Coffee.

Intussen wilden Brazilië en Frans Guyana ook koffiebomen. In Suriname hadden de Hollanders nog steeds afstammelingen van de boom uit Amsterdam, maar die werden streng bewaakt. In 1722 kreeg Frans Guyana echter zaden van een crimineel die naar Suriname was gevlucht en enkele zaden had gestolen. De autoriteiten in Frans Guyana waren bereid hem in ruil voor de zaden zijn vrijheid te geven, en zo kwam het dat hij werd gerepatrieerd.

Aanvankelijk mislukten de pogingen om levensvatbare zaden of zaailingen Brazilië binnen te smokkelen. Maar toen raakten Suriname en Frans Guyana verwikkeld in een grensconflict en vroegen ze Brazilië om te bemiddelen. Brazilië stuurde een legerofficier genaamd Francisco de Melo Palheta naar Frans Guyana met de opdracht het conflict op te lossen en een paar koffieplanten mee terug te nemen.

De onderhandelingen waren een succes en de gouverneur onthaalde Palheta op een afscheidsbanket. Als gebaar van dankbaarheid bood de vrouw van de gouverneur deze eregast een prachtig boeket aan. Verborgen tussen de bloemen zaten echter levensvatbare koffiezaden en -zaailingen. Daarom zou er gezegd kunnen worden dat de Braziliaanse koffie-industrie, waarin nu miljarden omgaan, ontstaan is uit een boeket.

Uit het boompje dat in 1706 van Java naar Amsterdam werd gebracht — plus de afstammelingen daarvan in Parijs — zijn dus alle koffieplanten in Midden- en Zuid-Amerika voortgekomen. Wrigley legt uit: „De hele genetische basis van de arabicakoffie-industrie is derhalve heel smal.”

Tegenwoordig groeien er zo’n 15 miljard koffiebomen op het terrein van ruim 25 miljoen familiebedrijven in zo’n 80 landen. Hun product komt uiteindelijk terecht in de 2,25 miljard kopjes koffie die dagelijks worden gedronken.

Ironisch genoeg zit men tegenwoordig met het probleem van overproductie. Dit plaatje wordt nog eens bemoeilijkt door de politiek, de economie en machtige kartels, die er allemaal toe hebben bijgedragen dat koffieboeren in veel landen arm zijn of zelfs behoeftig. Dat is een verbazingwekkende situatie, vooral als we bedenken dat De Clieu bijna driehonderd jaar geleden zijn kostbare waterrantsoen deelde met één klein boompje.

[Kader/Illustratie op blz. 20]

DE TWEE BEKENDSTE KOFFIESOORTEN

„Rauwe koffiebonen zijn de zaden van planten uit de Rubiaceaefamilie, die uit ten minste 66 soorten van het geslacht Coffea bestaat”, meldt het tijdschrift Scientific American. „De twee soorten die commercieel worden gekweekt zijn Coffea arabica, die twee derde van de wereldproductie uitmaakt, en C[offea] canephora, vaak robustakoffie genoemd, met een derde van de wereldproductie.”

Robustakoffie heeft een krachtige, bittere smaak en wordt meestal gebruikt voor de productie van oploskoffie. De boom geeft een goede opbrengst en is bestand tegen ziekten. Hij kan zo’n twaalf meter hoog worden, dubbel zo hoog als de ongesnoeide, kwetsbaardere arabicaboom, die een lagere opbrengst geeft. Gemeten naar het gewicht bevat de robustaboon wel 2,8 procent cafeïne, terwijl de arabica nooit boven de 1,5 procent uitkomt. Hoewel de arabica 44 chromosomen heeft en de robusta en alle wilde koffiesoorten 22, heeft men enkele soorten met elkaar kunnen kruisen.

[Kader/Illustratie op blz. 20]

HET BROUWSEL ’GEDOOPT’

Toen Europa in de zeventiende eeuw voor het eerst kennismaakte met koffie, werd het door enkele katholieke geestelijken bestempeld als een brouwsel van Satan. Ze zagen het als een mogelijke vervanging van wijn, die in hun optiek door Christus was geheiligd. Maar naar verluidt was paus Clemens VIII, toen hij de drank proefde, meteen bekeerd, zegt het boek Coffee. Hij loste het religieuze dilemma op door het brouwsel symbolisch te dopen, zodat het voor katholieken aanvaardbaar werd.

[Tabel/Kaart op blz. 18, 19]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

DE VERSPREIDING VAN KOFFIE

1. 15de eeuw Op het Arabisch Schiereiland wordt arabicakoffie

verbouwd

2. 1616 De Hollanders leggen de hand op koffieboompjes of

levensvatbare zaden

3. 1699 De Hollanders nemen boompjes mee naar Java en

andere eilanden in Oost-Indië

4. 18de eeuw In Midden-Amerika en het Caribisch gebied wordt

koffie verbouwd

5. 1718 De Fransen introduceren koffie op Réunion

6. 1723 G. M. de Clieu neemt uit Frankrijk een koffieboompje

mee naar Martinique

7. 19de eeuw Op Hawaii wordt koffie verbouwd

[Verantwoording]

Source: From the book “Uncommon Grounds”

[Illustratie op blz. 18, 19]

Op weg naar Martinique deelt Gabriel Mathieu de Clieu zijn drinkwater met een koffieboompje (1723)

[Illustratieverantwoording op blz. 19]

Map: © 1996 Visual Language; De Clieu: Tea & Coffee Trade Journal