De doedelzak en zijn oorsprong
De doedelzak en zijn oorsprong
DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN GROOT-BRITTANNIË
DE Schotse Highland-doedelzak die we thans kennen — en die in Groot-Brittannië, Canada, de Verenigde Staten en andere Engelstalige landen bespeeld wordt — is nauwelijks 300 jaar oud. De oorsprong van het instrument is echter duizenden jaren terug te voeren tot de oude stad Ur, de woonplaats van Abraham, en ook tot het oude Egypte. Op beide plaatsen zijn eenvoudige rietfluiten gevonden die door deskundigen beschouwd worden als voorlopers van de hedendaagse doedelzak. Maar wanneer en door wie het luchtreservoir eraan toegevoegd werd, is niet bekend.
In het bijbelboek Daniël, dat meer dan 500 jaar voor de geboorte van Jezus Christus werd geschreven, wordt specifiek melding gemaakt van zes Babylonische muziekinstrumenten (Daniël 3:5, 10, 15). In deze opsomming komt ook het Aramese woord soem·pon·jahʹ voor, dat in veel bijbelvertalingen met „doedelzak” wordt weergegeven.
Hoewel we niet zeker weten hoe dit oude Babylonische instrument eruitzag, leek het waarschijnlijk op een van de doedelzakken die nu nog steeds in de Oriënt te vinden zijn. Uit verslagen blijkt dat in Perzië (Iran), India en China verschillende doedelzaktypes werden gebruikt, waarvan sommige nog steeds bestaan.
Internationale verscheidenheid
De Romeinse geschiedschrijver Suetonius schreef dat keizer Nero gedurende zijn regering in de eerste eeuw G.T. beloofde „achtereenvolgens op
een waterorgel, een fluit en een doedelzak” te spelen als hij zijn troon zou behouden. Ongeveer vijftig jaar voordat Nero in 37 G.T. geboren werd, spreekt een aan de dichter Vergilius toegeschreven gedicht over „de rietfluit, die zachtjes kweelt”.Sinds oude tijden had men doedelzakken in Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië, Polen, en Spanje, en ook op de Balkan en in Scandinavië. Hoe kwam de doedelzak in Groot-Brittannië terecht? Het is bekend dat trekkende Kelten omstreeks 500 v.G.T. een soort doedelzak naar Groot-Brittannië meebrachten en dat veel graafschappen in Engeland al gauw hun eigen verschillende doedelzaktypes hadden, en dat geldt ook voor Schotland. The Oxford Companion to Music oppert zelfs dat „de doedelzak in Engeland een paar eeuwen eerder populair was dan in Schotland”.
De Romeinse infanterie had doedelzakspelers, maar niemand weet of de Romeinen na hun verovering van de Britse Eilanden in 43 G.T. de doedelzak daar hebben geïntroduceerd, of dat ze slechts iets hebben toegevoegd aan wat er al bestond.
Als u vandaag de dag Schotland bezoekt en de kans krijgt het geluid van de Highland-doedelzak door de valleien te horen weerklinken, zult u ermee instemmen dat het een ervaring is die men niet snel vergeet.
[Kader/Illustratie op blz. 24, 25]
In augustus 2000 marcheerden duizenden doedelzakspelers en trommelslagers, beschreven als „de grootste doedelzakband ooit”, door de beroemde Princes Street in Edinburgh om geld in te zamelen voor een kankerfonds (zie boven). De spelers kwamen niet alleen uit Europa, Canada en de Verenigde Staten, maar zelfs helemaal uit Hong Kong en van het in de Grote Oceaan gelegen eiland Guam om met de Schotse doedelzakspelers mee te spelen.
De Schotse Highland-doedelzak is de belangrijkste overlevende van de Schotse familie der doedelzakken. Hiertoe behoren ook de Schotse Lowland-doedelzak en de Schotse small-pipes. De Northumberlandse doedelzak is het enige overgebleven Engelse instrument. Zijn warme klank zit tussen die van een klarinet en een hobo in. In tegenstelling tot de Highland-doedelzak heeft elk van de drie zojuist genoemde doedelzakken een kleine blaasbalg, die door de beweging van de arm van de speler lucht aanzuigt en uitperst, zodat de zak op die manier met lucht wordt gevuld en niet doordat de speler er rechtstreeks in blaast.
In The Bagpipe — The History of a Musical Instrument bericht de auteur Francis Collinson dat een Engelse rechtbank in 1746 de volgende uitspraak deed: „Een [Schots] regiment uit de Hooglanden heeft nog nooit zonder een doedelzakspeler gemarcheerd”, en „daarom is zijn doedelzak uit het oogpunt der wet een oorlogswerktuig”. Omdat geen enkele clan ooit zonder een doedelzakspeler ten strijde trok, viel de Schotse Highland-doedelzak de wel heel bijzondere ’eer’ ten deel het enige muziekinstrument te zijn dat „verboden” werd als een oorlogswapen.
[Verantwoording]
Colin Dickson
[Kader/Illustraties op blz. 25]
De Schotse Highland-doedelzak
De mondpijp: Deze heeft een terugslagklep aan het einde en is aan de zak bevestigd door middel van een houder, een holle houten plug die in een gat in de zak vastgemaakt is. Met deze mondpijp blaast de doedelzakspeler de zak op, en doordat hij druk uitoefent op de zak wordt de lucht vervolgens door de chanter en de bourdonpijpen geperst
Rietbladen: De beste worden gemaakt van de rietsoort Arundo donax, die voor dit doel in Frankrijk, Italië en Spanje wordt gekweekt
De chanter: Hierop wordt de melodie gespeeld met behulp van zeven vingergaten en een duimgat aan de achterkant. Het geluid wordt geproduceerd door een dubbelriet. De lucht voor de chanter komt uit een zak die onder de arm van de doedelzakspeler geklemd zit
De baspijp: Gelijk aan de tenorpijpen, alleen twee octaven lager afgestemd dan de chanter
Versterkingen: Deze zijn meestal van ivoor, balein of been, maar tegenwoordig wordt ook plastic gebruikt
De tenorpijpen: Er zijn er twee. Beide hebben een enkelriet, en ze zijn gelijkgestemd, een octaaf lager dan de chanter
De zak: Traditioneel vervaardigd van dierenhuid, meestal bedekt met een stof in Schotse ruit
Houtsoorten: Vroeger werden plaatselijke lichtgekleurde houtsoorten — vaak bukshout — gebruikt en zwart gekleurd. Later gaf men de voorkeur aan West-Indisch ebbenhout (Brya ebenus), een zware hardhoutsoort, maar men gebruikt ook wel Oost-Afrikaans ebbenhout, afkomstig van de Dalbergia melanoxylon
[Illustraties]
Bourdonriet
Chanterriet
[Illustratie op blz. 23]
Een Schotse Highland-doedelzakspeler in vol ornaat
[Illustratie op blz. 24]
De oefenchanter: Op dit afzonderlijke instrument leert iemand doedelzak spelen