Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Weet u dat?

Weet u dat?

Weet u dat?

(De antwoorden van deze quiz zijn te vinden in de vermelde bijbelteksten, en de volledige lijst met antwoorden staat op bladzijde 14. Raadpleeg voor aanvullende informatie de publicatie „Inzicht in de Schrift”, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.)

1. Wie hield na Izebels bevel om Jehovah’s profeten te doden honderd van hen in grotten verborgen? (1 Koningen 18:3, 4)

2. Welke titel van Jezus werd zelfs erkend door de onreine demon die door Jezus werd uitgedreven uit een man in de synagoge in Kapernaüm? (Lukas 4:34)

3. Hoe heette de echtgenoot van Naomi? (Ruth 1:3)

4. Welke vijf Romeinse regeerders worden door Lukas genoemd om vast te leggen wanneer Johannes de Doper met zijn bediening begon? (Lukas 3:1)

5. In welke richting zagen de tabernakel en de tempel uit? (Numeri 3:38)

6. Hoeveel zonen had Isaï en de hoeveelste zoon was David? (1 Samuël 17:12, 14)

7. Waarom stelden de Farizeeën vragen aan Jezus? (Mattheüs 22:15)

8. Naar welke Filistijnse stad ging Simson om de dertig stellen klederen te halen die hij aan degenen moest geven die zijn raadsel hadden „opgelost”? (Rechters 14:19)

9. Waarop leek het tweede levende schepsel in Johannes’ visioen van Jehovah’s troon? (Openbaring 4:7)

10. Welke stad werd door Jehovah voor rampspoed gespaard toen de koning en zijn volk berouw hadden van hun slechte daden? (Jona 3:1-10)

11. Waarom worden we aangespoord ’gehoorzaam te zijn aan hen die de leiding nemen’ in de gemeente? (Hebreeën 13:17)

12. Welke profeet voorzei: „Ik zal hen die mijn volk niet waren, ’mijn volk’ noemen”, toen hij het had over Gods verwerping van het natuurlijke Israël ten gunste van de geestelijke natie? (Romeinen 9:25)

13. Wat gebruikt de engel in Johannes’ visioen om Satan te binden? (Openbaring 20:1)

14. Waarom verhuisden Aquila en Priskilla van Rome naar Korinthe? (Handelingen 18:2)

15. Waarom kunnen we nooit aanmerkingen maken op Gods toorn? (Jozua 7:1)

16. Waarmee vergeleek Jesaja goddeloze mensen die van God vervreemd zijn? (Jesaja 57:20)

17. Wie was de laatste Judese koning die in Jeruzalem regeerde? (2 Koningen 24:18)

18. Hoe heette het schrijfgereedschap dat werd gebruikt om in klei of was te schrijven? (Jesaja 8:1)

19. Wat zei Jezus tot de schriftgeleerde die zei dat hij Jezus zou volgen waarheen hij ook ging, waarmee hij aangaf dat degenen die hem volgen moeilijkheden zouden ondervinden? (Lukas 9:58)

20. Welke goddeloze koning van Moab had zo’n dikke buik dat het zwaard dat Ehud erin dreef compleet naar binnen drong? (Rechters 3:17-22)

21. Wat was Kleopas’ vraag aan Jezus omdat hij zich niet voor kon stellen dat hij niets wist van wat er onlangs in Jeruzalem was gebeurd? (Lukas 24:18)

Antwoorden van de quiz

1. Obadja, de paleisbeheerder

2. „De Heilige Gods”

3. Elimelech

4. Tiberius Caesar, Pontius Pilatus, Herodes Antipas, zijn broer Filippus en Lysanias

5. Het oosten

6. Acht; de achtste

7. Om ’hem op grond van zijn woorden in de val te laten lopen’

8. Askelon

9. „Een jonge stier”

10. Nineve

11. Opdat ze „met vreugde en niet met zuchten” rekenschap kunnen afleggen, want dit zou „schadelijk” voor ons zijn

12. Hosea

13. „Een grote keten”

14. Omdat Claudius had verordend de joden uit Rome te verbannen

15. Omdat die altijd gerechtvaardigd en beheerst is en in harmonie met zijn eigenschappen liefde, wijsheid en gerechtigheid

16. Met een zee die opgezweept wordt

17. Zedekia

18. Een griffel

19. „De Zoon des mensen heeft geen plaats om zijn hoofd neer te leggen”

20. Eglon

21. „Woont gij als vreemdeling op uzelf in Jeruzalem?”