Welke toekomst wacht religie?
Welke toekomst wacht religie?
RELIGIE heeft in de landen van de voormalige Sovjet-Unie een spectaculaire herleving meegemaakt. Alleen al in Rusland verklaart nu vijftig procent van de bevolking orthodox te zijn, en miljoenen mensen hangen andere godsdiensten aan. De islam, het judaïsme en het boeddhisme behoren tot de gevestigde godsdiensten, en ook Jehovah’s Getuigen hebben er een lange geschiedenis.
Al in 1891 brachten vertegenwoordigers van de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen vóór 1931 bekendstonden, een bezoek aan Kisjinev in Rusland (nu Chişinãu in Moldavië). Daar werden vergaderingen gehouden met medegelovigen. In 1928 had George Young, een speciale vertegenwoordiger van de Bijbelonderzoekers, een ontmoeting met sovjetautoriteiten in Moskou om toestemming te vragen voor het uitgeven van bijbelse lectuur in de Sovjet-Unie. Later werden de Getuigen alom bekend wegens de pogingen van de Sovjets om hen uit de weg te ruimen.
Toen de Sovjet-Unie bijna tien jaar geleden plotseling ontbonden werd, begonnen de mensen zich af te vragen: ’Waarom probeerden de Sovjets religie uit te roeien?’ Velen die tientallen jaren met atheïsme waren geïndoctrineerd, werden nieuwsgierig naar wat religie te bieden zou hebben. Zou de bijbel, die tot verboden lectuur was verklaard, echt antwoorden bevatten op de problemen waarmee de mensheid wordt geconfronteerd? De Russen begonnen zelf een onderzoek in te stellen.
Een ander godsdienstprobleem
Dat zovelen belangstelling voor de bijbel hadden, schiep een ander soort godsdienstprobleem in de voormalige Sovjet-Unie. De Londense krant The Guardian merkte vorig jaar op: „De ’oorlog over God’ is dan misschien afgelopen, maar amper tien jaar na de ontluisterende nederlaag van ’s werelds eerste verklaard atheïstische staat is in Rusland een nieuwe oorlog, een religieuze koude oorlog, wellicht nog maar net begonnen.” Wat is deze zogenoemde religieuze koude oorlog waar de krant over spreekt?
Zoals in het voorgaande artikel werd opgemerkt, werkte de Russisch-Orthodoxe Kerk nauw samen met de sovjetleiders om zich staande te houden en privileges te krijgen. The Guardian beschrijft de voortzetting van die relatie en legt uit: „De afgelopen tien jaar is de kerk eveneens een onaangenaam hechte relatie aangegaan met de grotendeels onveranderde staat die haar eens onderdrukte, doordat ze de Russische regering geregeld steunt (de patriarch gaf zijn goedkeuring aan de oorlog in Tsjetsjenië) en in ruil daarvoor aanzienlijke politieke invloed uitoefent.”
In The Los Angeles Times van 10 februari 1999 werd in een commentaar op de Wet op de Vrijheid van Geweten en Kerkgenootschappen de aandacht gevestigd op het uitoefenen van politieke invloed door de kerk. The Los Angeles Times zei dat deze wet, in september 1997 ondertekend door de toenmalige president, Boris Jeltsin, was „gepromoot door de Russisch-Orthodoxe Kerk”. De wet verleende de kerk een voorkeurspositie als een „traditionele” godsdienst, samen met de islam, het judaïsme en het boeddhisme. De wet eiste onder andere dat religieuze organisaties in Rusland zich opnieuw lieten registreren.
The New York Times van 11 februari 1999 berichtte dat de Orthodoxe Kerk, nadat deze wet was aangenomen, „haar rivalen onder druk bleef zetten”. De Times voegde daaraan toe: „In
augustus jongstleden vroeg Aleksi II, patriarch van de Russisch-Orthodoxe Kerk, om een verbod op proselitisme bedrijvende geloven, vooral de geloven die mensen van de ’religie van hun voorouders’ trachten weg te lokken.” Sindsdien zijn er voortdurend pogingen gedaan om de zogeheten proselitisme bedrijvende geloven te verbieden, hetgeen geleid heeft tot wat werd gekarakteriseerd als een „religieuze koude oorlog”.Een van de doelwitten
Jehovah’s Getuigen vormden een van de voornaamste doelwitten van de aanval onder leiding van de Russisch-Orthodoxe Kerk. Op 20 juni 1996 begon het Moskouse parket op instigatie van het anti-sektarische Comité ter Bescherming van de Jeugd tegen Valse Religies te overwegen een rechtszaak aan te spannen. Hoewel de zaak keer op keer werd aangehouden wegens gebrek aan bewijs dat de Getuigen zich schuldig hadden gemaakt aan strafbare feiten, werd ze telkens weer heropend.
Intussen werden de Getuigen het mikpunt van een spervuur van propaganda. De Komsomolskaja Pravda, een Russische krant met een oplage van 1.200.000 exemplaren, merkte in haar uitgave van 21 november 1998 op: „In slechts twee jaar tijd heeft de Russisch-Orthodoxe Kerk meer dan tien boeken, brochures en verhandelingen geschreven die ’gewijd’ zijn aan de Jehovistengemeenschap.” Waarom heeft de kerk zich erop geconcentreerd te proberen de Getuigen in diskrediet te brengen?
„Waarschijnlijk”, zo vervolgde de Komsomolskaja Pravda, „is het vooral omdat het ledental van de organisatie alleen al de afgelopen zeven jaar vertienvoudigd is, en de Russisch-Orthodoxe Kerk houdt net als alle hiërarchische organisaties niet van mededingers.”
Toen er begin 1999 opnieuw een rechtszaak tegen de Getuigen werd aangespannen, kreeg die wereldwijd aandacht. Een kop in The New York Times van 11 februari luidde: „Hof Moskou overweegt verbod op Jehovah’s Getuigen”. In het artikel werd opgemerkt: „De zaak, die nu bij een Moskouse civiele rechtbank loopt en in een kleine rechtszaal wordt behandeld, wordt nauwlettend gevolgd door religieuze groeperingen en mensenrechtenorganisaties als de eerste significante poging om via de [Wet op de Vrijheid van Geweten en Kerkgenootschappen] aanbidding aan banden te leggen.”
Ljoedmila Aleksejeva, voorzitter van de Helsinki Federation, legde uit waarom de rechtszaak tegen de Getuigen nauwlettend werd gevolgd. Ze zei dat als degenen die Jehovah’s Getuigen aan banden trachten te leggen „deze zaak winnen”, „ze zich vrij zullen voelen om andere groeperingen aan te vallen” die eveneens gekenschetst worden als niet-traditionele religies. Op 12 maart 1999 werd de procedure echter opnieuw verdaagd. Maar de maand daarna, op 29 april, verleende het Russische Ministerie van Justitie een certificaat van registratie voor het „Bestuurscentrum van Jehovah’s Getuigen in Rusland”.
Ondanks deze erkenning door de regering zijn de aanvallen op de Getuigen en andere religieuze minderheden in Rusland en andere voormalige sovjetrepublieken doorgegaan. Lawrence Uzzell, directeur van het Keston Institute in Oxford (Engeland), merkte op dat „het altijd de moeite waard is op de Jehovah’s Getuigen te letten”, want wat er met hen gebeurt, dient „als een vroegtijdig waarschuwingssignaal”. Ja, de uiterst belangrijke godsdienstvrijheid van tientallen miljoenen mensen staat op het spel!
De aanval is ongerechtvaardigd
In de eerste eeuw werden Jezus’ volgelingen door de overpriesters en andere religieuze leiders vervolgd (Johannes 19:15; Handelingen 5:27-33). Bijgevolg werd er over het christendom gezegd: „Werkelijk, wat deze sekte aangaat, het is ons bekend dat ze overal tegenspraak ondervindt” (Handelingen 28:22). Het hoeft ons dus niet te verbazen dat ware christenen in deze tijd eveneens belasterd worden, zoals met Jehovah’s Getuigen het geval is.
Toch gaf Gamaliël, de vermaarde Farizeeër en onderwijzer van de Wet, nadat hij de beschuldigingen had onderzocht die tegen de eerste christenen waren ingebracht, de volgende raad: „Laat u niet in met deze mensen, maar laat hen begaan (want indien dit plan of dit werk uit mensen is, zal het te gronde worden Handelingen 5:38, 39.
gericht; maar indien het uit God is, zult gij hen niet te gronde kunnen richten); anders zou misschien blijken dat gij in werkelijkheid tegen God strijdt.” —Ook critici in deze tijd hebben zorgvuldig onderzoek naar Jehovah’s Getuigen gedaan. En wat was de uitkomst? Sergej Blagodarov, zelf belijdend orthodox, merkte in de Komsomolskaja Pravda op: „In een periode van meer dan honderd jaar heeft geen enkel land ter wereld strafbare feiten van de zijde van de leden van deze gemeenschap of de onrechtmatigheid van haar bestaan kunnen aantonen.”
Welke toekomst wacht religie?
De bijbel spreekt over ’zuivere godsdienst’ of ’aanbidding die rein en onbesmet is’ (Jakobus 1:27a; zie ook Statenvertaling). Zoals in het voorgaande artikel werd opgemerkt, beschrijft de bijbel het wereldrijk van valse religie als een „grote hoer . . . met wie de koningen der aarde hoererij hebben bedreven”. Van deze symbolische religieuze hoer — „Babylon de Grote” — wordt gezegd dat ze „dronken [is] van het bloed der heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus”. — Openbaring 17:1-6.
Wat een passende beschrijving van religie die nauw met de politieke leiders van de wereld samenwerkt om haar eigen bevoorrechte positie te beschermen! Toch is de toekomst van deze grote symbolische religieuze hoer bezegeld. „Op één dag”, zegt de bijbel, „[zullen] haar plagen komen, dood en rouw en hongersnood, en ze zal geheel verbrand worden met vuur, want Jehovah God, die haar heeft geoordeeld, is sterk.” Geen wonder dat vanuit de hemel de dringende waarschuwing wordt gegeven: „Gaat uit van haar . . . indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen”! — Openbaring 18:4, 7, 8.
Toen de discipel Jakobus een beschrijving van ’zuivere godsdienst’ gaf, kenschetste hij die als „onbevlekt van de wereld” (Jakobus 1:27b). Bovendien zei Jezus Christus over zijn ware volgelingen: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Johannes 17:16). Begrijpt u dus waarom Jehovah’s Getuigen zich afzijdig houden van de corrumperende invloeden van de politieke aangelegenheden van deze wereld? Dat doen ze wegens hun volledige vertrouwen in de bijbelse belofte: „De wereld gaat . . . voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.” — 1 Johannes 2:17.
[Illustraties op blz. 15]
De rechtszaak in Moskou, februari 1999. De verdediging (links), de rechter (midden) en het parket (rechts)
[Illustratie op blz. 15]
De bijbel beschrijft de toekomst van alle religie