Nahum 2:1-13
2 Een verstrooier is tegen je* opgetrokken.+
Bewaak de vestingen.
Kijk uit over de weg.
Zet je schrap* en verzamel al je kracht.
2 Jehovah zal de trots van Jakob herstellenen ook de trots van Israël,want de vernielers hebben hen vernield,+ze hebben hun ranken verwoest.
3 De schilden van zijn helden zijn rood geverfd,zijn soldaten zijn in karmozijn gekleed.
Het ijzer van zijn strijdwagens vlamt als vuurop de dag dat hij zich klaarmaakt voor de strijden ze met jeneverhouten speren zwaaien.
4 Door de straten razen de strijdwagens.
Over de pleinen jagen ze heen en weer.
Ze stralen als fakkels en flitsen als bliksem.
5 Hij zal zijn officieren oproepen.
Struikelend zullen ze voortgaan.
Ze haasten zich naar haar muur,ze werpen de barricade op.
6 De poorten van de rivieren worden geopenden het paleis zal instorten.*
7 Het is besloten:* ze wordt ontbloot,ze wordt weggevoerd en haar slavinnen kreunen.
Ze klinken als duiven terwijl ze zich op de borst* slaan.
8 Al haar dagen was Ninevé+ als een vijver vol water,maar nu zijn ze op de vlucht.
‘Sta stil! Sta stil!’
Maar niemand keert zich om.+
9 Plunder zilver, plunder goud!
Er komt geen eind aan de schatten.
Allerlei kostbaarheden liggen er opgestapeld.
10 De stad is leeg, verlaten, verwoest!+
Hun harten bezwijken, hun knieën knikken, hun heupen beven,hun gezichten verschieten van kleur.
11 Waar is het hol van de leeuw,+ waar de jonge leeuwen* worden gevoed,waar de leeuw uit komt met de welp erachteraan,voor niemand bang?
12 De leeuw verscheurde genoeg prooi voor zijn welpenen wurgde voor zijn leeuwinnen.
Hij hield zijn kuil gevuld met prooi,zijn hol met verscheurde dieren.
13 ‘Ik ben tegen je’, verklaart Jehovah van de legermachten.+
‘Ik zal je* strijdwagens in rook laten opgaan,+het zwaard zal je jonge leeuwen* verslinden.
Ik zal je prooi van de aarde wegvagen,de stem van je boodschappers zal niet meer worden gehoord.’+
Voetnoten
^ D.w.z. Ninevé.
^ Lett.: ‘sterk de heupen’.
^ Of ‘oplossen’.
^ Of ‘vastgesteld’.
^ Lett.: ‘hart’.
^ Of ‘jonge leeuwen met manen’.
^ Lett.: ‘haar’.
^ Of ‘jonge leeuwen met manen’.