Handelingen van apostelen 5:1-42
Voetnoten
Aantekeningen
je kunnen overhalen: Lett.: ‘je hart gevuld’. In deze context brengt de Griekse uitdrukking de gedachte over van ‘uitgedaagd’, ‘aangespoord’. Misschien is het een weergave van een Hebreeuws idioom met dezelfde betekenis. De Hebreeuwse uitdrukking ‘heeft zijn hart gevuld om’ is bijvoorbeeld in Es 7:5 vertaald met ‘in het hoofd heeft durven halen’. In Pr 8:11 is dit idioom weergegeven met ‘voelt het hart (...) zich gesterkt om kwaad te doen’.
de geest van Jehovah: De uitdrukking ‘de geest van Jehovah’ (of ‘Jehovah’s geest’) komt geregeld in de Hebreeuwse Geschriften voor. (Enkele voorbeelden: Re 3:10; 6:34; 11:29; 13:25; 14:6; 15:14; 1Sa 10:6; 16:13; 2Sa 23:2; 1Kon 18:12; 2Kon 2:16; 2Kr 20:14; Jes 11:2; 40:13; 63:14; Ez 11:5; Mi 2:7; 3:8.) De uitdrukking ‘Jehovah’s geest’ staat in Lu 4:18 als deel van een citaat uit Jes 61:1. Daar en de andere keren dat de uitdrukking in de Hebreeuwse Geschriften voorkomt, staat het Tetragrammaton in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst samen met het woord voor geest. De redenen waarom de Nieuwewereldvertaling in de hoofdtekst de uitdrukking ‘de geest van Jehovah’ gebruikt terwijl in de beschikbare Griekse manuscripten van Han 5:9 ‘de geest van Heer’ staat, zijn te vinden in App. C1 en C3 inleiding en Han 5:9.
gemeente: Dit is de eerste keer dat het Griekse woord ekklesia voorkomt in Handelingen. Het komt van twee Griekse woorden: ek (uit) en kaleo (roepen). Het duidt op een groep mensen die bijeengeroepen wordt voor een bepaald doel of werk, dus het is een goede beschrijving van de pas opgerichte christelijke gemeente. (Zie Woordenlijst.) Het woord ekklesia wordt ook gebruikt in Mt 16:18 (zie aantekening), waar Jezus de vorming van de christelijke gemeente voorspelt, bestaande uit gezalfde christenen, die ‘als levende stenen worden opgebouwd tot een geestelijk huis’ (1Pe 2:4, 5). In de Griekse Geschriften wordt het woord niet alleen gebruikt voor de gezalfde christenen als groep maar ook voor alle christenen die in een bepaald gebied wonen of voor de christenen die een plaatselijke gemeente vormen. In de context van Han 5:11 wordt het woord gebruikt voor de christelijke gemeente in Jeruzalem. (Zie aantekening bij Han 7:38.)
wonderen: Of ‘voortekenen’. (Zie aantekening bij Han 2:19.)
Jehovah’s engel: Deze uitdrukking komt in de Hebreeuwse Geschriften vaak voor, te beginnen in Ge 16:7. Het is een combinatie van het Hebreeuwse woord voor engel en het Tetragrammaton. In een vroeg exemplaar van de Septuaginta wordt in Za 3:5, 6 het Griekse woord aggelos (engel, boodschapper) gevolgd door Gods naam in Hebreeuwse letters. Dit fragment is gevonden in Nachal Chever, in de woestijn van Judea (Israël), en wordt gedateerd tussen 50 v.Chr. en 50 n.Chr. De redenen waarom de Nieuwewereldvertaling in de hoofdtekst de uitdrukking ‘Jehovah’s engel’ gebruikt terwijl in de beschikbare Griekse manuscripten van Han 5:19 ‘engel van Heer’ staat, zijn te vinden in App. C1 en C3 inleiding en Han 5:19.
de hele raad van oudsten: Of ‘de hele vergadering van oudsten’. Het Griekse woord gerousia dat hier wordt gebruikt, is verwant aan geron (lett.: ‘oude man’), dat in Jo 3:4 staat. Beide termen worden in de Griekse Geschriften maar één keer gebruikt. Volgens sommigen is de uitdrukking ‘raad van oudsten’ synoniem met het Sanhedrin, de Joodse Hoge Raad in Jeruzalem die bestond uit overpriesters, schriftgeleerden en oudsten. (Zie aantekening bij Lu 22:66.) Maar in deze context moeten ‘het Sanhedrin’ en de ‘raad van oudsten’ kennelijk gezien worden als twee groepen die niet volledig los van elkaar stonden. Sommige leden van de ‘raad van oudsten’ waren misschien officieel lid van het Sanhedrin, terwijl anderen het Sanhedrin misschien adviseerden.
het volk Israël: Of ‘de Israëlieten’. Lett.: ‘de zonen van Israël’. (Zie Woordenlijst ‘Israël’.)
het hoofd van de tempelwachters: Zie aantekening bij Han 4:1.
een paal: Of ‘een boom’. Het Griekse woord xulon (lett.: ‘hout’) wordt hier gebruikt als synoniem voor het Griekse stauros (vertaald met ‘martelpaal’) en beschrijft het terechtstellingswerktuig waaraan Jezus werd gehangen. In de Griekse Geschriften wordt xulon door Lukas, Paulus en Petrus vijf keer in deze betekenis gebruikt (Han 5:30; 10:39; 13:29; Ga 3:13; 1Pe 2:24). In de Septuaginta wordt xulon in De 21:22, 23 als vertaling van het Hebreeuwse equivalent ʽets (boom, hout, stuk hout) gebruikt in de zin ‘en je hem aan een paal hebt gehangen’. In Ga 3:13 citeert Paulus dit vers en gebruikt hij xulon in de zin: ‘Vervloekt is iedereen die aan een paal is gehangen.’ Het Griekse woord komt ook in de Septuaginta voor in Ezr 6:11 (1 Esdras 6:31, LXX) als vertaling van het Aramese woord ʼaʽ, dat overeenkomt met het Hebreeuwse ʽets. Over personen die een voorschrift van de Perzische koning overtraden wordt daar gezegd: ‘Er moet een balk uit zijn huis worden getrokken en hij moet daaraan worden gehangen.’ Dat Bijbelschrijvers xulon gebruiken als synoniem voor stauros vormt een extra bewijs dat Jezus aan een rechtopstaande paal zonder dwarsbalk werd gehangen, want dat is wat xulon hier betekent.
Voornaamste Leider: Het Griekse woord dat hier wordt gebruikt (archegos) heeft als grondbetekenis ‘aanvoerder’, ‘voorloper’. Het komt in de Bijbel vier keer voor en verwijst al die keren naar Jezus (Han 3:15; 5:31; Heb 2:10; 12:2). Hier wordt het gebruikt in combinatie met de titel Redder. (Zie aantekening bij Han 3:15.)
werden ze woedend: Of ‘waren ze gegriefd’. Deze Griekse uitdrukking komt alleen hier en in Han 7:54 voor. Het betekent letterlijk ‘doorgezaagd worden’ maar wordt in beide gevallen figuurlijk gebruikt voor een sterke emotionele reactie.
Gamaliël: Een wetsleraar die in Handelingen twee keer wordt vermeld, hier en in Han 22:3. Men denkt dat het Gamaliël de Oudere was, zoals hij in niet-Bijbelse bronnen bekendstaat. Gamaliël was de kleinzoon of mogelijk de zoon van Hillel de Oudere, van wie wordt gezegd dat hij de aanzet heeft gegeven tot een liberalere stroming onder de farizeeën. Gamaliël had zo veel aanzien onder het volk dat hij naar verluidt als eerste de eretitel ‘Rabban’ kreeg. Hij had grote invloed op de Joodse samenleving van zijn tijd doordat hij veel zonen van farizeeën opleidde, zoals Saulus van Tarsus (Han 22:3; 23:6; 26:4, 5; Ga 1:13, 14). Hij interpreteerde de wet en tradities vaak op een manier die relatief ruimdenkend was. Er wordt bijvoorbeeld van hem gezegd dat hij wetten heeft vastgesteld om vrouwen tegen een gewetenloze echtgenoot te beschermen en weduwen tegen gewetenloze kinderen. Naar verluidt heeft hij ook betoogd dat arme heidenen dezelfde rechten op het nalezen van de oogst moesten hebben als arme Joden. Deze tolerante houding is terug te zien in de manier waarop Gamaliël Petrus en de andere apostelen behandelde (Han 5:35-39). Maar uit rabbijnse verslagen blijkt dat Gamaliël meer nadruk legde op de rabbijnse tradities dan op de Heilige Schrift. Over het algemeen waren zijn leringen daarom vergelijkbaar met die van de meesten van zijn rabbijnse voorvaders en de religieuze leiders van die tijd (Mt 15:3-9; 2Ti 3:16, 17; zie Woordenlijst ‘Farizeeën’ en ‘Sanhedrin’).
geselden: Of ‘sloegen’. Waarschijnlijk gaat het hier om de Joodse straf van ‘40 slagen min één’ (2Kor 11:24; De 25:2, 3).
van huis tot huis: Dit is een vertaling van de Griekse uitdrukking kat oikon, letterlijk ‘per [volgens] huis’. Verschillende lexicons en commentators zeggen dat het Griekse voorzetsel kata in distributieve zin kan worden opgevat. Eén lexicon zegt bijvoorbeeld dat de uitdrukking duidt op ‘plaatsen als reeks bezien, distributief gebruik (...) van huis tot huis’ (A Greek-English Lexicon of the New Testament and Other Early Christian Literature, derde editie). Een ander naslagwerk zegt over het voorzetsel kata: ‘distributief (Handelingen 2:46; 5:42: (...) huis aan huis/in de [afzonderlijke] huizen)’ (Exegetical Dictionary of the New Testament, geredigeerd door Horst Balz en Gerhard Schneider). De Bijbelgeleerde R.C.H. Lenski zei het volgende: ‘Geen moment hielden de apostelen op met hun gezegende werk. “Elke dag” gingen zij door, en dit openlijk “in de tempel”, waar het Sanhedrin en de tempelpolitie hen konden zien en horen, en natuurlijk ook κατ’ οἴκον, wat distributief is, “van huis tot huis”, en niet slechts bijwoordelijk, “in huis”’ (The Interpretation of the Acts of the Apostles, 1961). Deze bronnen ondersteunen de gedachte dat de discipelen van huis tot huis predikten. Kata wordt ook gebruikt in Lu 8:1, waar staat dat Jezus ‘van stad naar stad en van dorp naar dorp’ ging om te prediken. De methode om mensen te bereiken door hen thuis op te zoeken, leverde geweldige resultaten op (Han 6:7; vergelijk Han 4:16, 17; 5:28).
het goede nieuws (...) bekendmaken: Het Griekse werkwoord euaggelizomai dat hier wordt gebruikt is verwant aan het zelfstandig naamwoord euaggelion, goed nieuws. In de Griekse Geschriften wordt het goede nieuws nauw in verband gebracht met Gods Koninkrijk, het thema van Jezus’ prediking en onderwijs, en met redding door geloof in Jezus Christus. In Handelingen komt het Griekse werkwoord euaggelizomai heel vaak voor, waardoor de nadruk wordt gelegd op de prediking (Han 8:4, 12, 25, 35, 40; 10:36; 11:20; 13:32; 14:7, 15, 21; 15:35; 16:10; 17:18; zie aantekeningen bij Mt 4:23 en 24:14).
Media
Het perkamenten manuscript op de afbeelding bevat Han 5:3-21. Het staat bekend als Unciaal 0189 en maakte ooit deel uit van een codex die het boek Handelingen bevatte. Op de voorkant (links) staat Han 5:3-12 en op de achterkant (rechts) staat Han 5:12-21. Sommige geleerden dateren dit manuscript op eind tweede eeuw of begin derde eeuw, maar andere dateren het op de derde of vierde eeuw. Hoewel er oudere fragmenten van papyrus zijn, is dit een van de oudste perkamenten manuscripten van de Griekse Geschriften. Het bevindt zich in de Staatliche Museen zu Berlin (Duitsland).
Deze 3D-animatie laat zien hoe de zuilengang van Salomo in de eerste-eeuwse tempel in Jeruzalem eruitgezien kan hebben. Deze zuilengang was een brede, overdekte gang aan de oostkant van het buitenste voorhof van de tempel. In de Bijbel wordt deze locatie drie keer vermeld. Johannes zegt dat toen Jezus in deze zuilengang liep, er een groep Joden om hem heen kwam staan die van hem wilde horen of hij de Christus was (Jo 10:22-24). Later verzamelde zich hier een verbaasde menigte toen Petrus uitlegde hoe hij een man had genezen die vanaf zijn geboorte verlamd was (Han 3:1-7, 11). En de eerste christenen kwamen in deze zuilengang in het openbaar samen (Han 5:12, 13; zie Woordenlijst).
In de dagen na Pinksteren 33 gingen Jezus’ discipelen ermee door het goede nieuws bij de mensen thuis te brengen. Hoewel het de discipelen verboden werd te spreken, zegt het geïnspireerde verslag: ‘Ze bleven zonder ophouden elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken’ (Han 5:40-42). Rond het jaar 56 zei Paulus tegen de ouderlingen van Efeze: ‘Ik heb niet nagelaten om jullie (...) in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen’ (Han 20:20). Paulus had het over zijn inspanningen om tot hen te prediken toen ze nog geen gelovigen waren en kennis moesten krijgen van ‘berouw tegenover God en geloof in onze Heer Jezus’ (Han 20:21). Als hij geestelijk ingestelde mensen vond, zal hij ongetwijfeld naar hun huis teruggegaan zijn om hen verder te onderwijzen en, nadat ze gelovigen waren geworden, hun geloof te versterken. (Zie aantekeningen bij Han 5:42 en 20:20.)